28 juli 2012

Tot aan de rivier


Een snikhete namiddag, net voor een onweer dat zou kunnen komen. Of het zal komen, moet nog blijken.

In het gesprek komt even de zee in beeld. Het is moeilijk om over de zee te praten zonder tranen. Hoe het is om daar aan de rand van het water te staan. Bijna aangeraakt. Bijna, zoals steeds. En het verdriet dat je kan overvallen, daar aan de rand. Over de pijn van de zee. De tranen van de zee kun je niet zien.

Het is niet te vertellen. Waarschijnlijk. Misschien zijn er flarden. Misschien zijn er beelden. Meer hoeft er niet te zijn.

Hoe je daar stond, toen je het net wist. En je vroeg: zal het goed komen? Je was meteen naar het water gegaan, zo snel je kon. En de zee zweeg. Tot twee dagen later, toen je al bijna weer zou vertrekken. En ze zei: ja, het komt goed.

Misschien is het dat wat een leven is. Even het water verlaten. Even op het land blijven. En daar wat strompelen en dwalen, vallen en weer opstaan. En als de tijd daar is, weer terugkeren.

Het is niet zo gemakkelijk om te praten met de zee. Ze zegt bijna nooit wat je zou willen horen. Soms moet je wachten, soms komt er een ander antwoord dan je zou willen.

En hoe het zit met dat sterven? Als je sterft, zul je verdwijnen in wie je lief was. In de getijden van andere levens. Met misschien ooit een kleine rimpel in het water. Verspreid, verdwenen, maar nooit verloren.

En het leven zelf dan? Zou je het verdwijnen kunnen voorbereiden?

Er is een terugtrekking uit het zelf, waardoor er meer van jou overblijft. Denk je.

Er is iets in de milde aandacht. Niet alleen zie je de ander beter. Je wordt zelf zachter.

Je kunt het meteen voelen, net onder je huid, in je buik.

Je zou doorwaadbaar kunnen worden, als je maar lang genoeg oefent. Het doel dat zich nooit laat bereiken, gelukkig.

En hoe je kunt kijken, naar dat lichaam. Turbulentie waarnemen, waardoor die sneller weer verdwijnt, en je niet meeneemt.

Het neemt de onrust nooit helemaal weg. Of je ooit het goede doet, zult gedaan hebben. Dat weet je nooit. Soms zou je het willen weten, om het te kunnen uitleggen, aan die dochter die je zou gehad hebben. Soms hoef je het niet te weten. Je zou kunnen vertellen, ze zou het wel begrijpen.

Iets van het verdriet van de zee beweegt in jou. Als het water. Je kunt het laten stromen, dwars door je heen. Maar niet gehinderd. En zo is het goed.

De zee kent al je verhalen. Alles heb je haar toevertrouwd. Ze weet van de liefde. En zo gaat er niets verloren.

En tot je weer naar de zee gaat, is de rivier er ook nog. De rivier als het verlangen naar de zee. De belofte dat je ooit weer thuis zult zijn. De belofte dat het dolen niet meer dan een wachten is.

En de regen nodigt je uit tot de rivier. Je kunt je verbergen in regen. Je kunt je zuiveren, het sediment van je af laten lopen. En als je verdwaald bent, zoals we zo vaak zijn, hoef je enkel het water te volgen. Tot aan de rivier.

Geen opmerkingen: