Stel dat de jongen van toen de man van nu zou tegenkomen. Even veronderstellend dat het woord man al zou mogen gebruikt worden. Misschien mag je dat woord maar tot je laten komen als je echt oud bent, of zo. Wat nog altijd een gemakkelijker woord is dan volwassen.
Maar stel
dus. Het jongetje of de jongen, het kan nog verschillend zijn. Laten we hem
even gewoon de jongen noemen. De jongen heeft beelden in zijn hoofd van het
‘grote’ leven. Hoe de dingen zullen zijn. Misschien zijn het vage beelden.
Beelden van een gevoel, beelden van ‘ergens’ zijn, beelden van iets weten, van
‘er’ aangekomen zijn. En ook beelden van een wereld waarin die man zal zijn.
Misschien
kunnen die beelden niet anders dan vaag zijn, voor de jongen. Misschien is het
wel veiliger zo. Maar met die vage beelden zou de ontmoeting met de echte man
wel eens een schok kunnen zijn.
De man is
altijd blij geweest dat de jongen er nog was, dat hij alle lijnen tussen toen
en nu nog kan zien, ergens. Maar zou het omgekeerd ook zo zijn? Hoe schokkend
zou het zijn jezelf te zien, zoals je zult worden?
De jongen
zou streng zijn voor de man, denk je. Veel zou over de grote wereld gaan. En
wat er veranderd is. Wat de man heeft veranderd, met zijn eigen handen. Het zou
een moeilijk gesprek zijn. De man zou iets proberen te zeggen over trouw, en
het overleven. Of de jongen er genoegen mee zou nemen, weet je niet.
Misschien
zou de jongen veel zien van zijn vader en grootvader. Misschien wel meer dan
hij zou willen. Hij zal het niet willen toegeven, maar het zou kunnen dat hij
hoopte op een maakbaar helemaal zichzelf zijn. Een schip dat zich heeft bevrijd
van de kaaien. Hij zou de man dingen horen zeggen die alle andere oude mensen
ook zeggen, en het zou hem niet bevallen. Misschien zou de man het niet zo erg
vinden dat hij dat niet uitgelegd krijgt.
Zou de
jongen iets vragen over de kinderen? Dat weet je eigenlijk niet. Het zou een
moeilijk gesprek worden.
Het zou
kunnen dat er veel over het weten zou worden gevraagd. Of het inzicht in de
dingen gekomen is. Een beetje, zou de man zeggen. Hij zou uitleggen dat de
jongen sommige dingen al vermoedde. En dat je leert hoe het niet weten te
aanvaarden.
Maar wat
met de rust en de vrede, zou de jongen willen weten. Of die ooit komen. Een
beetje, zou de man moeten zeggen. Maar je moet langer wachten dan je zou
willen. De jongen zou het niet willen horen.
Misschien
kun je alleen maar jongen zijn als je de man niet tegen kunt komen.
De jongen
zou schrikken, en in de war zijn. Maar hij zou de man herkennen. Denkt de man.
Hoopt de man.
De jongen
zou niet vragen naar spannende avonturen. Waardoor de man daar al niet op zou
moeten antwoorden.
En de
liefde? Het zouden omwegvragen zijn, waarschijnlijk. Misschien wel gevolgd door
omwegantwoorden.
Zouden ze
samen nog iets gaan drinken? En dan praten over muziek? Dat zou kunnen. De man
zou vertellen over de platen die hij nog altijd draait. Gekocht door de jongen.
Dat zou indruk maken, waarschijnlijk.
De man zou
nog herinneringen ophalen, trots misschien wel. Het zou de jongen verwarren.
Hij heeft nooit goed begrepen hoe ouderen zo vaak in het toen lijken te leven,
en waarom ze daar steeds weer over willen vertellen. Hij begrijpt het nog niet.
Misschien
is er wel niets te zeggen over die ontmoeting. Misschien zouden ze allebei heel
erg verlegen zijn. Misschien zou alles wat er te zeggen is net buiten de
woorden vallen. En dat zouden ze allebei wel begrijpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten