07 juli 2012

Zou je jezelf herkennen?


Stel dat de jongen van toen de man van nu zou tegenkomen. Even veronderstellend dat het woord man al zou mogen gebruikt worden. Misschien mag je dat woord maar tot je laten komen als je echt oud bent, of zo. Wat nog altijd een gemakkelijker woord is dan volwassen.

Maar stel dus. Het jongetje of de jongen, het kan nog verschillend zijn. Laten we hem even gewoon de jongen noemen. De jongen heeft beelden in zijn hoofd van het ‘grote’ leven. Hoe de dingen zullen zijn. Misschien zijn het vage beelden. Beelden van een gevoel, beelden van ‘ergens’ zijn, beelden van iets weten, van ‘er’ aangekomen zijn. En ook beelden van een wereld waarin die man zal zijn.

Misschien kunnen die beelden niet anders dan vaag zijn, voor de jongen. Misschien is het wel veiliger zo. Maar met die vage beelden zou de ontmoeting met de echte man wel eens een schok kunnen zijn.

De man is altijd blij geweest dat de jongen er nog was, dat hij alle lijnen tussen toen en nu nog kan zien, ergens. Maar zou het omgekeerd ook zo zijn? Hoe schokkend zou het zijn jezelf te zien, zoals je zult worden?

De jongen zou streng zijn voor de man, denk je. Veel zou over de grote wereld gaan. En wat er veranderd is. Wat de man heeft veranderd, met zijn eigen handen. Het zou een moeilijk gesprek zijn. De man zou iets proberen te zeggen over trouw, en het overleven. Of de jongen er genoegen mee zou nemen, weet je niet.

Misschien zou de jongen veel zien van zijn vader en grootvader. Misschien wel meer dan hij zou willen. Hij zal het niet willen toegeven, maar het zou kunnen dat hij hoopte op een maakbaar helemaal zichzelf zijn. Een schip dat zich heeft bevrijd van de kaaien. Hij zou de man dingen horen zeggen die alle andere oude mensen ook zeggen, en het zou hem niet bevallen. Misschien zou de man het niet zo erg vinden dat hij dat niet uitgelegd krijgt.

Zou de jongen iets vragen over de kinderen? Dat weet je eigenlijk niet. Het zou een moeilijk gesprek worden.

Het zou kunnen dat er veel over het weten zou worden gevraagd. Of het inzicht in de dingen gekomen is. Een beetje, zou de man zeggen. Hij zou uitleggen dat de jongen sommige dingen al vermoedde. En dat je leert hoe het niet weten te aanvaarden.

Maar wat met de rust en de vrede, zou de jongen willen weten. Of die ooit komen. Een beetje, zou de man moeten zeggen. Maar je moet langer wachten dan je zou willen. De jongen zou het niet willen horen.

Misschien kun je alleen maar jongen zijn als je de man niet tegen kunt komen.

De jongen zou schrikken, en in de war zijn. Maar hij zou de man herkennen. Denkt de man. Hoopt de man.

De jongen zou niet vragen naar spannende avonturen. Waardoor de man daar al niet op zou moeten antwoorden.

En de liefde? Het zouden omwegvragen zijn, waarschijnlijk. Misschien wel gevolgd door omwegantwoorden.

Zouden ze samen nog iets gaan drinken? En dan praten over muziek? Dat zou kunnen. De man zou vertellen over de platen die hij nog altijd draait. Gekocht door de jongen. Dat zou indruk maken, waarschijnlijk.

De man zou nog herinneringen ophalen, trots misschien wel. Het zou de jongen verwarren. Hij heeft nooit goed begrepen hoe ouderen zo vaak in het toen lijken te leven, en waarom ze daar steeds weer over willen vertellen. Hij begrijpt het nog niet.

Misschien is er wel niets te zeggen over die ontmoeting. Misschien zouden ze allebei heel erg verlegen zijn. Misschien zou alles wat er te zeggen is net buiten de woorden vallen. En dat zouden ze allebei wel begrijpen.

Geen opmerkingen: