14 november 2013

Soms, onderweg

Het blijkt. Dat je dus ook koude knieën kunt hebben.

En soms, terwijl je een brief zit te schrijven, verlang je naar ergens anders zijn. Of naar anders ergens zijn. Dat kan eveneens.

Aanraakschrik. Dat bestaat dus ook.

Snel vertrekken dan maar. Voor je zult voelen hoe moe je bent. En even later onderweg verrast vaststellen dat het lijkt alsof je rugwind hebt.

Tijdens een droom vaststellen dat je verbaasd bent dat je in zo’n ingewikkeld verhaal kunt terechtkomen, met zoveel personages en intriges. Je, nog steeds tijdens die droom, afvragen waarom je in wakkere toestand niet in staat bent zo’n verhaal te bedenken.

En ook kwaad. Tussendoor, altijd een beetje. Over het niet willen weten van ‘ons’. De vreselijke beelden over zoveel dood en vernieling blijven door je hoofd dolen. Als geesten tussen het puin. En natuurlijk zal het volgens sommigen wel weer niet liggen aan… En hoe erg het ook is, voor velen zal het vooral ‘ginder’ zijn, en ‘toch zo erg zijn’, en… En, ook al weten we dat het wel te maken zal hebben met…, het niet willen weten, het niet willen laten doordringen van een onaangename waarheid, van wat het echt betekent, hoe eenvoudig vervelend dat is… Kwaad dus.

Ook nog blijven denken aan een oude man, een beetje stram, op een podium. Dat je zomaar, op minder dan 10 meter van hem zat, je begrijpt het nog altijd niet helemaal. People tell me it’s a sin | To know and feel too much within. Iets met een glimlach die nog enkele dagen bij je bleef.

Het tussentijds missen. Hoe doe je dat eigenlijk?

Ergens gestrand zijn. Op weg naar huis. Een station waar even geen treinen lijken te komen. Omdat ergens, daar ergens in de verte, een ongeluk gebeurde. Iemand zocht de dood. Terwijl jij staat te wachten op een trein die misschien nog gaat komen, is er daar in de verte iemand niet meer. De stilte,  daar buiten op het perron lijkt te kloppen. Je hebt altijd al een desolaat gevoel gehad op deze plek, en nu weer dus.

En ook kwaad dus. En natuurlijk verdrietig.

Soms zijn je armen te kort, denk je.

Af en toe (is dat minder dan soms?) denk je dat een stukje niet echt slecht is. Waar komt het vandaan? Dan?

Soms zou je moeten kunnen onderhandelen met je buik.

In het donker fietsen. Stilaan weten waar de putten in het fietspad zijn. Er soepel omheen gaan. En zelfs een beetje trots zijn op jezelf.

Het zijwaarts tasten. In afwezigheid van aanraakschrik. In wat een lege nacht blijkt te zijn.

Denken aan woorden. In je hoofd gevoerde gesprekken. Waar gaan die woorden naartoe? Evaporeren ze gewoon? Of bezinken ze?

En nog altijd een beetje kwaad. Eigenlijk. Dus.

Mooie luchten.

Warmteverlangen. Dat soms ook. Niet dat je echt koud hebt. Gewoon warmteverlangen.

Het woord onderweg lijkt te impliceren dat je een bestemming hebt. Dat is wel een aangename gedachte.

Geen opmerkingen: