17 november 2013

Wat je kunt verliezen

Het is stil. In de mist. Een zacht wroeten, zo voelt bewegen. Onderweg zijn. Het grijs, dat er al was, is anders. Eenzamer.

Wat je voelde, een jaar geleden. Ineens besef je het weer.

Als er nog meer mist zou zijn, zou je in het niets kunnen trappen. Wel bewegen, niet weten of je vooruit gaat. Zoveel mist is er nog niet.

Het achterland. Wie je was, toen. Hoe bang je ineens kunt zijn, dat het zomaar van je weg zou kunnen drijven. De anderen dan.

Misschien moet je het traag terug heroveren, telkens weer. Het vermogen een ander op te warmen met je handen.

Op zondag. Traag door het huis lopen. Alsof het zondag was.

Ernst of zachtheid. In je gelaat.

En soms denk je. Ga nu niet weg. Plak tegen me. Smelt de lijnen weg, daar waar het ophoudt, het ik zijn. Laat niets onberoerd. Veeg het uit. Dat wat tot afstand aan zou kunnen zetten.

Hoe het was. Toen. Toen jij zo oud was als zij nu is. En het eerste is: dat het zo lang geleden was na, na dat litteken. Het verwart je.

Het zou niet koud mogen zijn. Hier. Daarbuiten wel. Maar niet hier.

Soms herkennen je handen sneller dan je ogen.

Erbarme dich. Op de radio. En even is het alsof je het weet. Waar het nulpunt is. Daar waar je alles af kunt leggen. Daar waar de wind ophoudt. Waar je niet meer hoeft te lopen.

Wat je soms niet begrijpt van een ander. Daarvan kun je aftrekken wat een ander waarschijnlijk niet zal begrijpen van jou.

En soms denk je. Alleen wat je nu doet, is er.

Dat enkel al iets wat je doet, kan leiden tot lachend kindergegil. Zoals zeventien keer roepen: nog één keer! Of achttien keer.

Wat zou de zee je vertellen, als je nu daar was?

Wakker worden en even verdwaald zijn in de nacht. Wachten tot het overgaat. Hoe ben je hier gekomen? Zo zal het wel zijn dan.

Soms voel je de tijd. In je huid. Het leven ingedikt tot rustige twijfel. Soms moet je even wennen. Aan het spiegelbeeld.

En soms denk je. Scheur mij open.

Dat je traag gaat liggen. En dat dat kussen iets overneemt van je nek. Jou zegt: het is goed, laat maar. Voor nu.

Soms kun je bang zijn van vertrouwde warmte.

Omdat je het kunt verliezen.

Je hoort die viool. Die ene viool. En even zou je het willen. Dat je lichaam was als die noten.

Zou het kunnen, dat je onderweg jezelf terug inhaalt?

Traag de gordijnen laten zakken. Het is goed. Wat hier is, plooit langzaam naar binnen. Het volgt een adem. Het laat de dag achter. Als een gewaad na de regen. Je weet niet goed of dat neerleggen een einde of een begin is. Het is goed.

Geen opmerkingen: