02 november 2013

Een late oogst

Een verlangen naar tijdverlies. Het gaat door je hoofd.

De tomaten op het terras hebben hun tijd genomen. We komen pas wanneer wij vinden dat het tijd is.

En toch ook het doen wat je wilde doen. Het gevoel dat je gedaan hebt wat je wilde doen, of nog moest doen. Het lijstje waarop alles doorstreept is. Het vecht met je verlangen naar tijdverlies.

Zou je haar nog zeggen dat je haar mist? Of is het al te laat, te bijna nacht?

Je zou je rug even moeten kunnen uitdoen. Zoals met kleren. Denk je terwijl je dan toch staat te poetsen op die dag met een groot verlangen naar tijdverlies.

Het schrijven van brieven. Als je nog honderd jaar oefent, zul je het misschien bijna kunnen. Tegen dan zul je misschien iets te vertellen hebben. Of, tegen dan zul je in staat zijn tot sierlijke volzinnen die voortreffelijk de indruk geven dat je iets te vertellen hebt.

Het schrijven van brieven. Gedachten over dat je niets te vertellen hebt, ze zijn een prima alibi om een beetje weg te vluchten van je gêne. Het daarover hebben in je brieven, over die gêne dus, en het gevoel hebben dat wat je schrijft gênant slecht of oninteressant is. (Dat dat de essentie van gêne is, zou iemand kunnen zeggen.) Nog honderd jaar oefenen dus.

De geruststellende gedachte dat er altijd nog de Chaconne zal zijn. Dat je er altijd naar kunt luisteren. En het verdwalen even kunt stilleggen.

Niet opgewassen zijn tegen iemand die zomaar je hand neemt en je zegt: ik wil bij je zijn.

Er niet aan kunnen wennen. En dat misschien leren aanvaarden. Misschien is aanvaarden dat je er niet aan kunt wennen wel een vorm van er wel aan kunnen wennen.

Het leven is ingewikkeld.

Soms weet je wat je zoekt in de foto die je probeert te maken. Om dan vast te stellen dat die foto, meestal, iets heeft gevonden wat jij helemaal niet zocht. Soms weet je helemaal niet wat je zoekt in een foto. Om daarna vast te stellen dat die foto, soms, heel soms, iets vindt wat jij niet zocht, iets anders vindt, en daarin blijft. Verlangen naar foto’s. Het zal je blijven achtervolgen.

En als je na het poetsen toch even gaat liggen, is het alsof je traag in een of andere afgrond stort. En als je daarna weer recht staat, om een vriendin te gaan bezoeken, stel je vast dat je stem ergens in die afgrond is gebleven, en helemaal weer tot bij jou moet komen.

De geruststellende gedachte dat de Chaconne lang duurt. De lichtjes beangstigende gedachte dat de Chaconne toch ook weer niet zo lang duurt, en dus voorbij gaat.

Bij het lopen door een kasteel denken dat je blij bent dat je niet in een kasteel woont.

Vaststellen dat er mensen zijn die je, om een of andere merkwaardige reden, gewoon zomaar herkennen, telkens weer. En daarbij glimlachen.

Ergens in de verte, op de foto van het spiegelbeeld, in het donker sta je te kijken. Naar hoe een foto wordt gemaakt van een spiegelbeeld. Op een andere foto sta je in een spiegel, klaar om een foto te maken van iemand die een foto maakt van hoe jij in een spiegel staat.

Misschien is de les wel dat je niet kunt ontsnappen aan je eigen spiegelbeeld. Of dat je bij het kijken naar een ander niet kunt ontsnappen aan de spiegel.

Iemand zou kunnen zeggen dat het leven ingewikkeld is. Maar dat zou in dit geval het verkeerde antwoord zijn.

Een immense boom. Meer dan honderd jaar oud. In de breedte gegroeid. Als open armen. Als: kom maar, hier is het veilig. De boom heeft veel gezien, en is toch zo mild gebleven. Op de foto spelen twee kleine meisjes, bijna onzichtbaar, in de huid van bladeren, nabij de boom. Waarschijnlijk vindt de boom dat wel een troostende gedachte.

En hoe je op een avond, na een afscheid, traag de berg af komt wandelen. En denkt: dit is waar ik nu ben, en dat is goed. De voorbijrijdende auto’s maken te veel lawaai, denk je. Ze verstoren het afscheid in je huid.

Geen opmerkingen: