03 maart 2018

Poging tot onderhandelen

Zoals zoveel anderen ben je waarschijnlijk goed in het adviseren van anderen. Wat ze moeten doen als ze ziek zijn. Met edele uitdrukkingen, varianten van: luisteren naar je lichaam. Je zegt het meestal niet te hard, omdat je weet dat je die bal terug zou kunnen krijgen wanneer het jouw beurt is. Maar toch…

Ziekjes. Een licht koortsje dient zich aan.

Sommige koortsjes komen gewoon even op bezoek, voor een half dagje of zo. Sommige blijven twee weken (zoals bij je collega). Die kunnen hevig zijn, en ineens snel voorbij gaan. Sommige zijn in hoogte niet zo erg, maar ze lijken van het blokkerende soort. Ze zijn niet kwaadaardig, enkel wat taaier, laten zich niet intimideren.

Dat van dat blokkeren heb je ongetwijfeld zelf bedacht. (Het zal waarschijnlijk wel heel normaal zijn.) Het is alsof je lichaam blokkeert als je net iets te veel vraagt of zo. Alsof er ineens geen enkele elastiek meer is.

Je innerlijke stem zegt dat dat in wezen heel logisch is, dat koortsjes net daarvoor bedacht zijn door de hoogste instanties.

Zogenaamd een andere innerlijke stem reageert wijs dat dat inderdaad zo is, en denkt even later dat het toch ook weer snel voorbij mag zijn.

De diverse innerlijke stemmen praten op rustige en begrijpende wijze tegen elkaar. Het is een beetje tactisch. Je denkt dat als je veel wijsheid laat blijken, en veel inzicht in de werkelijke processen van het lichaam, er ook snel zal kunnen overgegaan worden tot volledige ontkoortsing.

Eens te meer blijkt: het is niet zo eenvoudig om met je lichaam te onderhandelen.

(Het is tegelijk ook niet écht vreselijk erg. Eigenlijk vind je het soms ook wel een beetje fijn om half weg te glijden in dat tussengebied waarin je terechtkomt in je hoofd bij een licht koortsje.)

Wanneer niemand anders het hoort, zeggen de innerlijke stemmen dat het eigenlijk heel normaal is dat je nu ziekjes geworden bent, na de beestig hectische weken die achter je liggen. Voor het weekend telde je af in je hoofd. Dat ene ding moest nog gebeuren op zaterdag, dat andere ding moest klaar zijn voor woensdag. Nadat het ene voorbij was, en het andere klaar, kwam het koortsje schoorvoetend naar je toe. Het was eigenlijk heel normaal.

Eigenlijk heb je wel een goed lichaam, besef je weer.

(Je moet een paar dingen afzeggen. Je vindt het heel erg. Maar nu ook weer niet zo heel heel heel erg, een beetje. Eigenlijk wou je stiekem ook even alleen in je eigen plekje zijn. Misschien.)

Je kunt het al beter dan vroeger, besef je. Kijken naar wat er gebeurt, en erop vertrouwen dat dat goede lichaam van jou zich ook dit keer weer zal herstellen. (Je hebt ooit het vertrouwen in je lichaam verloren, maar dat was toen, en dat was groot. Je kunt gewoon in het nu zijn, denk je.) En dat lukt redelijk goed.

(Al zou je het ook niet erg gevonden hebben als het nog net iets sneller zou zijn gegaan.)

Officieel ben je helemaal zen. Maar niet-officieel moet er natuurlijk wel gewerkt worden.

(Eigenlijk is het niet zo heel erg, rustig een beetje werken, even rusten, nog wat werken, een beetje extra rusten. Zo’n studie lezen in de leeszetel, met een warm dekentje over je benen. Af en toe mag het wel zo overzichtelijk zijn.)

Zo’n koortsje doet iets met je lichaam. Het is alsof je naar een kleine ruimte gezogen wordt, waar weinig gebeurt, waar weinig beweegt.

(En als voordeel bij het nadeel is het ook wel fijn dat je gespreid over die paar dagen – tussen het werken door natuurlijk! – toch dat hele seizoen Grey’s Anatomy hebt kunnen inhalen. Zo ben je weer helemaal mee.)

Je hoofd begint stilaan wel al wat sneller te lopen, maar je lichaam zegt dat de tijd ook rechten heeft. Wat gekomen is, het zal wel weggaan wanneer het moment daar is. Het blokkeringsmechanisme is er nog steeds.

Je verlangt naar kleine momenten van gevoeligheid. Wat een mooiere omschrijving is dan wel toe zijn aan een behoorlijk stevige huilbui.

Beelden en herinneringen over warme baden.

De meditaties doen je dingen zien.

Je begrijpt weer meer dingen over je lichaam. Over hoe fijn het afgesteld is. Over wat jou goed zou doen. Over waar je eenzaam bent.

Misschien is het nog een ietsiepietsie te vroeg om echt goed te zijn, maar je wilt toch een halve dag naar het werk gaan. (Diverse innerlijke stemmen geven commentaar.) Je geest is al redelijk fris, heeft al veel zin. (Net iets meer dan je lichaam opportuun vindt.) Je wou even weg zijn uit die cocon. Even in de koude ook.

Je moet een opleiding geven die dag. De eerste in een reeks. Je wilt dat het goed zal gaan. En terwijl je in de metro staat, besef je hoe fijn het is om daar te zijn.

(Je moest die dag ook nog een stukje schrijven. Je had wel een onderwerp in je hoofd, maar het voelde niet helemaal juist. Je nam je voor dat je in de metro een onderwerp moest bedenken. Nadien bleek de metro zelf het onderwerp te worden.)

Het is ook wel mooi, te voelen hoe de helderheid in je hoofd rustig, stap voor stap, terugkeert. De restanten van het koortsslib van de voorbije dagen laten zich voorzichtig wegspoelen. Ze laten zich niet opjagen.

(De kosmos vond het toch belangrijk dat je iets leerde. Je wist het eigenlijk al die tijd al, maar goed.)

(En eigenlijk is het goed dat die paar dagen net niet als een vakantie voelden.)

(Sommigen zouden lachen met je plichtsgevoel. Sommigen zouden de wijsheid van je lichaam kunnen begrijpen.)

En naarmate de achterhoede zich ook langzaam terugtrekt, komen allerlei vertrouwde pijntjes ook weer terug.

Je hebt een goed lichaam.

Geen opmerkingen: