18 maart 2018

Waar de wind niet komt


‘Kom binnen. Is er iets?’
‘Nee, ik wou gewoon even bij je komen zitten. Ik weet ook niet waarom. Misschien gewoon om je stem te horen.’
‘Mijn stem hapert een beetje vandaag.’
‘Dat is niet zo erg. Bij mij hapert alles. En dat is ook niet zo erg trouwens.’
‘Ik ben eigenlijk wel blij dat je er bent. Stiekem.’
‘Gelukkig valt het niet op.’
‘Had je geen last van de wind?’
‘Ja, eigenlijk wel een beetje. De wind was zo genadeloos.’
‘Ja, inderdaad. Ik probeerde hier buiten die planten te beschutten tegen de koude, met die grote doeken en zo. Maar die wind blijft maar komen, en trekt het elke keer weer los. Ik voel me zo machteloos. Het is alsof ik die planten in de steek heb gelaten, dat ik hen gewoon niet kan beschermen. Misschien kan ik wel helemaal niets beschermen.’
‘Dat denk ik niet. Misschien kun je het ook gewoon aanvaarden, dat je maar een beetje kunt doen.’
‘Maar die wind bleef maar komen. Op een bepaald moment wilde ik roepen tegen de wind. Alsof dat iets zou uithalen.’.
‘Het past wel bij je, roepen tegen de wind.’
‘Ja? Vind je dat?’
‘Ik zie het zo voor me. En het is wel vertederend eigenlijk. Je lijkt er echt onder te lijden, dat je die arme plantjes niet kunt beschermen. Misschien komen ze wel gewoon vanzelf terug, als de winter echt voorbij is?’
‘Ik hoop het. Anders voelt het weer alsof ik gefaald heb. En zo.’
‘Ik stelde me voor dat het hier warm zou zijn, en rustig. Zoals altijd, eigenlijk. Ik wou even weg thuis. Het was alsof het huis rusteloos was. Ook door de wind misschien. Zou een huis ook moe kunnen worden? Zou een huis kunnen verlangen naar de lente?’
‘Dat denk ik wel.’
‘En dat zo’n huis het dan niet echt kan opbrengen om mij te beschermen tegen de koude en de wind.’
‘Misschien wil het huis wel dat je af en toe een verhaal vertelt. Midden in de nacht of zo, wanneer het stil is.’
‘Wat voor soort verhaal?’
‘Misschien iets over dat litteken op je arm. En over de wind in jou, hoe die beweegt. En over je dromen.’
‘Zou een huis mee kunnen kijken in je dromen ’s nachts?’
‘Dat is een goede vraag. Ik denk het eigenlijk wel. Bij een goed huis zijn al je gedachten veilig.’
‘Ik zou ook wel eens in jouw hoofd willen kijken soms.’
‘Dat lijkt me niet zo’n goed idee. Misschien zou je wel schrikken.’
‘Gebeuren er zoveel spannende dingen in je hoofd dan?’
‘Ongetwijfeld.’
‘Misschien moet ik me op een nacht vermommen als muur, van je huis. Dan weet ik alles.’
‘Lijkt me een heel uitvoerbaar plan.’
‘Ik moet nog een beetje oefenen.’
‘Wil je trouwens geen kopje gemberthee?’
‘O ja, van die lekkere.’
‘Komt eraan.’
‘Je loopt een beetje raar, heb je weer pijn?’
‘Ja, zondagpijn. Is niet zo erg.’
‘Het maakt me altijd een beetje droef, dat te zien bij jou.’
‘Dat hoeft echt niet hoor, het is niet zo erg.’
‘Ik kies zelf wel wat me droef maakt.’
‘Ik zal dat maar aanvaarden zeker?’
‘Een beetje zoals de wind.’
‘Een beetje maar, want de wind is koud.’
‘Goed bezig, je leert het ooit nog wel eens.’
‘Ooit, dat lijkt me wel een goed plan.’
‘En laat die thee nu maar komen.’

Geen opmerkingen: