11 maart 2018

Rafels onderweg

Onderweg naar je afspraak. Er is nog een plaatsje bij het raam. De luxe van de boekenbijlage.

Na het gesprek gaan de verhalen nog door je hoofd, terwijl je door de stad loopt. De regen gaat mee.

Het stuk appelcake kan mee straks.

Een of andere namiddagdip.

Een avond, onderweg. Iets met de wind. (En verhalen.)

Een groot klein meisje doet de deur open.

Een ander groot klein meisje zit aan de tafel.

Het stuk cake gaat in vier stukjes.

Verhalen gaan door je hoofd, als je later in de nacht weer naar huis fietst.

Je kijkt in je herinnering.

Thuis wil je nog even in nietstijd zijn, niet denken aan hoe vroeg het de volgende dag zal zijn.

Heel vroeg dus. En toch ben je wakker net voor de radio aanspringt.

Je fietst naar het station. Je benen aarzelen nog een beetje.

Een geanimeerd gesprek aan het andere loket.

Die paar minuten voor de trein komt. De geuren van een ochtend, bijna lente.

Het is stil in de trein. Je moet je tussenkomst nog voorbereiden.

Herinneringen schuiven er nog tussendoor.

Je bent in die andere stad. Normaal zou je het zonder kaartje moeten kunnen doen.

Je loopt door de straten. Zoals je later zult zeggen: de lelijkheid ontbreekt.

Het beangstigt je een klein beetje.

Je bent nog goed op tijd. Het kaartje in je hoofd klopte helemaal.

Je schuift in de gesprekken. Met enige aarzeling, als enige van elders, zo ongeveer.

Je vertelt wat je had voorbereid in de trein. Iets over een speeddate en over de liefde.

Wanneer je terug op weg bent naar de trein is de stad al veranderd.

Je hoort verhalen op het perron, terwijl de trein er nog net niet is.

In de trein trek je je terug in het ritme, en het boek dat je nog moet lezen.

Herinneringen komen er weer tussendoor.

Verhalen uit het boek vermengen zich met het landschap.

Terug op je bestemming. Je fietst door de stad.

Jouw stad is anders rusteloos dan de stad waar je net vandaan komt.

Onderweg zie je een bekend gezicht in een winkel.

Graag wil je even stoppen om aan haar te gaan vragen of alles goed gaat.

Verhalen in de winkel. Ze blijven bewegen.

Even thuis, even enkele dingen opruimen.

Op weg naar de bijeenkomst die je zo zal raken. Met een omweg langs die winkel. Ze is al weg.

Je neemt het verdriet mee de nacht in. Je vraagt je af wie het zou kunnen zien.

Een nieuwe ochtend. Je loopt door de stad. Je handen warmen op.

Je dacht alleen te zijn. Het loopt anders. Verhalen in de trein.

Het verdriet is bij je gebleven, maar anders.

Terug op weg naar huis, later. De mannen in de bus zijn op zoek naar een carnavalsstoet. Ergens.

Weer een onverwachte ontmoeting in de trein. Ze maakt je gelukkig.

De dingen lopen anders dan je had verwacht, maar het is goed. Sommige dingen moeten wachten.

Het boek schuift in het ritme van de trein. Dat laatste stuk ben je alleen.

Terwijl je naar huis loopt denk je aan bloemen. Hoe ze op je wachten.

Het zijn dagen geworden met veel heftige rafels. Misschien moest het zo zijn.

Geen opmerkingen: