17 maart 2018

Verdrietranden

Ook een stoeptegel kan wachten. Je had hem al vaak gezien. Eenzaam, tegen de muur. Het voetpad in de tunnel. Elke werkdag kom je daar langs. Op die ene plek ontbrak een tegel. Tien meter verder stond een tegel. Het leek niet geheel uitgesloten dat er een verband was tussen het ene en het andere. Zo vaak was je van plan om die tegel op te nemen en terug in die lege plek te leggen. Om een of andere reden deed je het nog niet. Er liep altijd wel iemand net voor of achter je, en het zou misschien wat onnozel lijken. Of je zou een opmerking krijgen. Elke dag keek die tegel je lichtjes verwijtend en lichtjes vol verwachting aan. De tegel wilde terug bij zijn familie zijn. Tot die ene ochtend. Je nam de tegel en legde hem tien meter verder in de lege plek, in zichzelf als het ware. De tegel wiebelt nog een beetje. De lege plek was misschien een beetje veranderd in de afwezigheid van de tegel.

Misschien draag je ook wel je lege plek mee.

Soms wacht je op verdriet. Als op een thuiskomst. Alsof het je verbindt, terug, met een plek waar je dichter bij de zee bent.

Hoe je even dacht dat je het niet wou. Dat gevoel dat te veel mensen op hetzelfde moment te veel van je wilden. Zij konden er weinig of niets aan doen. Je wou het gewoon even niet. Laat me gewoon doen, het komt wel wanneer het komt, dacht je.

En dan kijk je naar jezelf, en is het alsof je de randen kwijt bent.

Een lange en ingewikkelde droom. Als in een of andere Deense of Zweedse serie. Je bent in een huis met een hele hoop vrouwen (zo blijft het nadien in je herinnering). Je weet niet goed waar je bent, maar je voelt dat je op een plek bent met geschiedenissen. De vrouwen veranderen telkens, waar je bij staat. Zoals in zo’n serie. Je dacht iemand te kennen, ongeveer te weten welke plek die ander is. En dan ineens komt er een verhaal bij, onverwacht. Je weet niet meer wie die ander is. Je dacht even, tot dan, dat je die ander zou kunnen kennen, en dat die zo zou kunnen blijven, op de plek waar jij bent. Maar ze zijn allemaal in een geschiedenis, die zich langzaam laat kennen. Daardoor zijn ze telkens ook ergens anders. Je praat met hen. Niemand blijft.

Soms kun je kijken naar je lege plek.

Soms kun je het verdriet zien.

Sommige mensen doen iets met je lichaam. Ze maken het rusteloos, met terugwerkende kracht. Je merkt het pas uren later. Het is raar hoe het werkt. Pas later merk je dat je op de dool bent. Je lichaam weet het beter dan jij. Op dat moment val je niet samen. De terugkeer is niet eenvoudig, je moet wachten. Ook het verdriet wacht, tot het tijd is.

Je lichaam herkent ook de anderen. De ene plek herkent de andere. Daar waar je stem kan zakken, waar de verdrietranden je kunnen naderen.

De sporen.

Soms kom je langzaam thuis. Zelfs thuis ontsnapt je een beetje, altijd. En toch kun je er blijven.

Je loopt door de stad, op weg naar waar je huis zou moeten zijn. Je ziet iets in je hoofd over de liefde. Misschien had je het eerder moeten zien, misschien zag je het al.

Je fietst weer terug, door het duister. Iets heeft je verdrietig gemaakt. Je weet nog niet welke weg naar je lichaam het zal kiezen.

Je luistert telkens opnieuw naar dat klavierconcerto van Bach. Je zoekt tussen verschillende versies. Je wilt de snelle versie. Die eerste noten, piano en strijkers tegelijk, die als een pletwals over je heen komen. Het draaft. Het swingt. Het stuwt zich voort. Soms gaat het even liggen, en dan trekt het zich weer op gang. De noten vullen je lichaam. Je vraagt je af wie dat lichaam zou kunnen zien, wie het zou kunnen aanraken. Je huid onthoudt de noten.

De koude is teruggekeerd. Een beetje genadeloos. Alsof je nooit kunt vertrouwen dat iets blijft.

De bloemen hadden zich al uit handen gegeven. Zij kunnen het wel. Ze lieten zich bekijken, vroegen zich niet af of ze verdwaald waren. Misschien hebben ze geen verdriet.

Het moment waarop je stem terug in de juiste plaats schuift. Waar de dingen elkaar raken. Waar je de thuisplek zou kunnen zien. Waar je de randen kunt voelen, en meer. Misschien is het verlangen ook daar.

Het is goed. Het is.

Geen opmerkingen: