09 januari 2020

Soms is het tijd voor Billie

Je weet het, soms is het tijd voor Billie. (Met Lester, in dit geval.)

Een groot klein meisje komt achter je staan en speelt met je haar, dat nog enigszins aanwezig is. Ze heeft je net daarvoor uitgelegd dat het wetenschappelijk bewezen is dat kinderen sommige smaken anders ervaren dan grote mensen. Je hebt nog een cadeautje voor haar (en het is geen basketbal).

(Het is al dagen alsof de tijd heen en weer gaat. Alsof beelden van vroeger weer toenadering zoeken.)

Het stukje schrijft zichzelf, je kijkt naar de woorden. Misschien schrijf je sommige stukjes telkens opnieuw, telkens een klein beetje anders. Misschien zie je de dingen telkens een klein beetje beter. Je ziet woorden over onvermogen, toen. Je ziet wie je toen was, wie je toen niet kon zijn. (Zij leest het ook.)

Een gesprek over de kinderen. Je probeert iets uit te leggen. Over het ene kind dat het andere raakt.

(Je denkt aan die paar zinnen die je een week eerder hoorde. Ze erkenden iets van toen, haalden het naar nu. Iets herstelt zich. Iets was er misschien al de hele tijd.)

De brief die je wilde schrijven, het zijn zinnen geworden in een schriftje. Een schriftje met een magneetje.

De woorden die je verzond. Een vriend wijst je op het verdriet dat hij erin las. Je bent even in de war. Ze voelden lichter bij het schrijven, denk je.

Je denkt de hele tijd aan een zoon die niet meer in het leven is, zo is gebleken. Het woelt in je. Je staart naar een plek waar woorden gestapeld zijn. Je machteloze handen zoeken afwezig in de stapel. Het zal nog enkele dagen duren. (Misschien is het proberen al genoeg.)

(Je weet nooit wie je bent voor iemand anders, of je een herinnering bent.)

Je wilt dat alle kaartjes op hun bestemming komen. Alsof pas daarna de wind kan gaan liggen.

Je hebt de kerstlichtjes weer in hun doos gedaan.

(Hoe zou het zijn, denk je, als je zomaar zou aansluiten bij die beelden van vroeger, als je even terug op dat moment zou gaan zitten, en kijken. Wie zou je zien?)

In de lift vertelt ze dat ze jouw woorden op het kaartje gelezen heeft.

Je leest een tekst over rouwen. Het beeld dat je ziet, zegt iets over vieren, ook. Verhalen komen naar je toe, denk je, zomaar. Het is een geschenk. Ze zegt iets over hoe je kijkt, het ontroert je.

Je loopt door de stad. De twee bakken met lege flesjes op het karretje, stevig bevestigd met de spanriemen. Je laveert tussen de anderen, onderweg. Het is zo warm, denk je. Je ziet de etalage met de platenhoezen. Er is een wereld daar, weet je.

Een vergadering maakt ineens een zijsprong. Twee mannen, jij en een vriend, zingen Her Majesty, leggen uit aan de andere aanwezige dat dat korte liedje verborgen is helemaal aan het einde van de plaat. Die ene plaat. Ze kijkt een beetje bezorgd. De vergadering gaat gewoon verder.

Onderweg, met je boodschappen. Je dacht net aan iemand, ze komt naar je toe gefietst. Ze ziet er moe uit, denk je. Je zou veel willen zeggen, maar je moet door. Beelden schuiven.

Die avond, op weg naar huis. Bij het kruisen raken de twee (dikke) auto’s elkaar. Een spiegel breekt af. (Misschien houdt god niet van een SUV.)

(Je denkt aan iets over aanraakbaarheid.)

(Het is alsof je al een tijdje gevoeliger bent voor geluiden, je hoort meer details, of zo.)

Die nacht schuif je mooi in en uit je dromen.

Je leest de woorden. Het is alsof ze zich aan je vastzuigen. Ze verzwaren je, ze gaan wel weer weg.

(De tijd heeft een eigen logica, denk je. Je kunt ernaar kijken, en daarna leggen de dingen zich weer neer.)

Iemand heeft je gezocht, zie je. Dat had je niet verwacht, het voelt wel goed, eigenlijk.

De man achter je in de trein praat de hele tijd in zijn telefoon. Je vraagt je af wat het is in zijn stem dat je zo ergert.

Het kleine meisje in de winkel is een liedje aan het fluiten, ze kijkt je ernstig aan. Ze fluit wel heel erg goed, denk je.

Je leest de woorden. Jouw woorden hebben iets gedaan, weer. Iets van vroeger komt naar nu. Het ontroert je.

Je kijkt naar de rijst die staat te koken. Je denkt aan iemand. Je denkt aan een handschrift.

Je ziet de beelden, je ziet hoe iets van toen rustig is mee gegaan tot nu. Hoe iets is gebleven, en er altijd zal zijn. Het is mooi geworden, op een stotterende manier ook onvoorwaardelijk.

(Misschien vertel je de verhalen anders, denk je. Misschien reageert de ruimte daarop.)

Terwijl hang je de was op, en denk je aan het licht.

Billie zingt verder.

Geen opmerkingen: