07 juni 2007

Alledaagsheid


Soms komen de verhalen je tegemoet wanneer je ze kunt gebruiken. Gisteren zat ik op de trein lekker te lezen in de boekenbijlage. Pure luxe. En, soms is het zelfs alsof je door de stukken over de boeken te lezen iets van de boeken zelf hebt verworven. Het is een schrale maar toch troost voor het permanente falen tegenover de hoop boeken die je zou willen gelezen hebben in dit leven.

In tijden die voor mij nog meer dan anders door politieke woorden worden beheerst, verlang ik hevig naar andere woorden. De politiek doet iets met woorden. Ze worden stram, ze verliezen hun aanraakbaarheid. Ze stapelen zich op in je lijf, als de wallen rondom een stad. En alleen al lezen over de woorden in een boek, literair of filosofisch, kan iets van ontspanning brengen in de wereld tussen je schouderbladen.

Ik las een interview met een Nederlandse filosoof die een boek schreef over ‘verveling’. Interessante gedachten. Zoals: we kunnen het leven niet meer omarmen omdat we de zinloosheid ervaren. Verder in het interview pleit de filosoof ervoor om de verveling toe te laten, waaruit een grotere intensiteit zou kunnen ontstaan. Je zou zo dichter bij de alledaagsheid van het leven komen. Aandacht voor alles wat er is, en je ziet veel meer.

De alledaagsheid van de dingen. Terwijl ik dat las, vroeg ik me af of ik me in dat verband moest focussen op de vrouw die tegenover mij was komen zitten, of toch maar op het interview. Naar het schijnt kiezen de boeddhisten steeds voor de weg van het midden, waardoor ook dit vraagstuk pragmatisch kon worden opgelost. Kijken naar mensen blijft altijd wel boeiend. Soms zou je meer willen kunnen kijken, gewoon om alles te zien.

De filosoof verwees naar een zin van Pessoa: “Wijs is hij die het leven eentonig maakt, want dan heeft elk klein voorval het voorrecht een wonder te zijn.” Mooi toch. De treinreis werd er alleen maar leuker door. Als de vrouw tegenover zou gevraagd hebben wat ik zag, had ik altijd kunnen zeggen: “Mevrouw, u bent een wonder.” Soms horen ook de niet gezegde dingen bij het wonder.

Thuisgekomen deed ik meteen wat ik zo graag doe in de warme periode van het jaar: het raam naar de straat helemaal open. Sinds de bloemetjes daar terug staan, voelt het meteen ook weer anders. Tussen de bloemen door naar de mensen kijken. Soms kijken ze terug. Meer dan die bloemen moet er tussen ons niet zijn.

’s Avonds was het tijd om weer de straat op te gaan. Folders bussen. Je probeert een bepaald tempo op te bouwen, waardoor je niet te snel en niet te traag je ronde kunt doen. Ik nam me voor om alleen maar de alledaagsheid toe te laten. Om zo te wachten op wat er op me af zou komen. Sommige dingen voelen ontroerend rechtvaardig. Zoals die rugzak die in het begin nog heel zwaar weegt door het gewicht van de folders. Maar wel steeds lichter wordt.

Mensen op straat zien er op warme dagen nog mooier uit. De zomerjurkjes bewegen meanderend door de stad. De wind is een bondgenoot.

Even over de helft van de busronde dacht ik dat het tijd was dat er iets zou gebeuren. Ik probeerde me terug te concentreren op het interview dat ik eerder had gelezen, over het verschil tussen de realpolitiek en de dingpolitiek. Maar mijn aandacht ging eigenlijk alleen naar het gamma aan geuren dat je kunt opdoen in inkomhallen van appartementsgebouwen.

En, onverwacht, aan een hoek, kom je altijd iemand tegen die je al lang niet meer zag. Nu was het ook zo. Ik had hem al lang niet meer gezien. Hij woont achter de hoek, en ooit gaf ik nog les aan hem. We stonden eerst wat verbaasd te kijken naar twee onnozele pubers die op een brommertje met zoveel mogelijk lawaai in de straat op en neer aan het rijden waren. Hormonen doen soms rare dingen met sommige mannen. Dat ze niet beseften dat alle vrouwen die daar op een bankje zaten te kletsen hen vooral belachelijk vonden, bleef een raadsel.

Hij vertelde me hoe hij aan het studeren was. Hij had al die jaren in episodes in de fabriek gewerkt. Tot hij besefte dat hij dit niet altijd zo wilde blijven doen. En toen was hij aan de universiteit begonnen, filosofie. Een heel ontroerend verhaal, over de aanpassing aan een nieuwe wereld. Over boeken, over moeilijke woorden, over het schrijven van papers. En over de honger in je hoofd. Filosofie van de taal, daar was hij nu mee bezig. Ik kreeg bijna de tranen in mijn ogen van ontroering. Een wonder. Dat me intens gelukkig maakte.

Geen opmerkingen: