24 juni 2007

Soeverein

Hoe je betrokken kunt zijn. Het blijf me verbazen. Bij elke grote Europese Top is het weer zo ver. En ik kan er niets aan doen. De voorbije dagen was het niet anders. De dagen voorafgaand aan de samenkomst in Brussel was ik al zenuwachtig. Ik durfde niet goed de beschouwingen in de kranten lezen. Omdat ze me te onrustig maken. Het gemorrel en gezeur aan wat volgens mij de verkeerde kant van het speelveld is, het leidt alleen maar tot het opsparen van kwaadheid.

Maar goed, ik deed het toch maar. Ik zag nogmaals de verklaringen van Nederland, Polen en Groot-Brittannië. En ze vervulden me met afschuw. Jezelf op de borst kloppen over de fictieve nationale identiteit, en dan denken dat je goed bezig bent als je je afzet tegen de veronderstelde ‘superstaat’. Als je die redenering niet volgt, word je stilaan een soort marsmannetje, zelfs in progressieve kringen. Ik kan me er toch niet bij neerleggen. Terwijl de wereld in zekere zin groter wordt, terwijl burgers zich terecht zorgen maken over een niet controleerbare globalisering, moet je net wel werk maken van een sterke bovennationale structuur. De terugkeer naar het nationale is een terugkeer naar een gevaarlijke fictie.

Als er één groot democratisch deficit is in de Unie, dan ligt die wel op het nationaal vlak. Landen die systematisch verhinderen dat je efficiënt kunt beslissen op Europees niveau, en dan voor het thuisfront wel de show gaan opvoeren over hoe erg ‘Europa’ wel ingrijpt in het dagelijks leven, dat is pure hypocrisie. Landen die er trots op zijn dat voor hun burgers geen algemene sociale rechten zullen gelden, maar er wel alles voor zullen doen dat de Unie uitbreidt als een grote markt, die vooral niet democratisch mag gecontroleerd worden op Europees niveau, dat is schokkend egoïsme. En al die politici, in zoveel landen, die nog steeds als het hun goed uitkomt, doorgaan met het beeld alsof de EU het ‘buitenland’ zou zijn, ze doen in volle bewustzijn aan misleiding van hun burgers.

En om nog even door te gaan met de taboewoorden. Een federaal Europa is geen superstaat, en zal het ook nooit worden. In een federaal Europa blijven staten en regio’s bestaan. Ze kunnen allemaal hun rol spelen, en moeten dat ook doen. Kiezen voor rechtvaardige solidariteit met alle bewoners van de EU is ook kiezen voor veiligheid, en dus voor je eigen belang. Wij hebben er alle belang bij dat de Hongaren, of de Polen, of de Portugezen, of de Grieken allemaal goede sociale voorzieningen hebben. Maar die zullen er niet komen als we onszelf achter onze eigen muren opsluiten, en ons welvaartsmodel als onaantastbaar beschouwen. Misschien kun je op korte termijn wat politiek voordeel halen door fiscale concurrentie tussen landen te organiseren, maar op langere termijn gaan we er in een markt die nu al op globale schaal werkt allemaal op achteruit. Nationale belangen komen in de feiten al te vaak neer op het recht op nationaal egoïsme. Er is integendeel net meer nood aan het denken en verbeelden van de gemeenschappelijke belangen. Goede antwoorden bieden op de klimaatuitdaging, op de economische globalisering, op het internationaal terrorisme, op de schrijnende onrechtvaardige verhoudingen tussen Noord en Zuid, dat doe je samen. Anders verlies je samen.

Het populisme tegenover de Europese integratie is al even stuitend. Een groot deel van de zogenaamde progressieve krachten kiest soms al te gemakkelijk voor het populisme, en vergist zich daardoor van vijand. Als de EU in bepaalde domeinen een neoliberaal beleid voert, dan is dat omdat in de afzonderlijke staten ook zo’n beleid gevoerd wordt, en omdat de Europese spelregels nog altijd toestaan dat de afzonderlijke landen zo zwaar wegen op de besluitvorming. De juiste strijd is dan keihard het beleid aan te vallen dat gevoerd wordt, en niet te verhinderen dat het Europees Parlement eindelijk de macht krijgt die het verdient of dat in de Raad eindelijk met meerderheid kan beslist worden over b.v. fiscale zaken. Het is natuurlijk ‘lekker’ om tegen ‘Europa’ te zijn, maar wat is het alternatief dat je dan wel zou willen. Het was gezellig om van de Grondwet een ongelooflijke karikatuur te maken om die dan vervolgens te gaan bestrijden. Er was enorm veel terechte kritiek te geven op die Grondwet. Het is zeer goed dat velen die ook formuleerden, op een intelligente wijze. Maar er was ook het populistisch verzet. Heeft dat het Europa dat we wel willen ook maar 1 centimeter dichterbij gebracht? Nee, integendeel. De nationale staten zijn versterkt uit de strijd gekomen, en dat is een situatie die absoluut niet in het belang is van wie streeft naar meer internationale rechtvaardigheid. Integendeel dus.

Ik zag Balkenende met zuinige pretoogjes verklaren dat dit resultaat nu wel goed was. Als ik goed begreep wat hij zei was het iets als: dit is goed voor Nederland, dus is het ook goed voor Europa. Ik zag Blair, die zei dat hij zo voor Europa was, als dat tenminste begrepen werd als een groep van ‘soevereine’ staten. En ik dacht dat ik op een andere planeet woonde. Het idee van een ‘soevereine staat’ is in de feiten volledig achterhaald. Die fictie overeind willen houden is een gevaarlijk achterhoedegevecht. De werkelijke politieke uitdaging voor wie een andere wereld wil, is het concept van een ‘gedeelde soevereiniteit’ denken en uitwerken in verbindende en enthousiasmerende beelden. Het idee dat er naast een regionale en nationale ook een Europese identiteit bestaat, die een stukje is van wie we allen zijn, betekent net een bevrijdende uitweg uit de doodlopende straat van de enge natiegedachte. Zo bekeken is het jammer dat alle Europese symbolen nu volledig weggegomd zijn uit wat het nieuwe verdrag zal moeten worden. Als je er als nationaal politicus alles aan doet om de Europese politieke structuur voor te stellen als niet meer dan een zakelijke overeenkomst tussen staten, hoe kun je dan enthousiasme van die burgers verwachten? Hoe kun je met je burgers zoeken naar wat ons verbindt in een snel veranderende wereld, als je je terugtrekt in jezelf, en zo verhindert dat er een sterker politiek antwoord komt op de globale uitdagingen? Zo’n oogkleppenpolitiek is misschien goed voor de kortetermijnbelangen van sommige politici, maar je bewijst er de burger geen goede dienst mee.

Ik zag de Belgische eerste minister en minister van buitenlandse zaken. Ze vertelden hoe ze het verzet hadden georganiseerd. Zodat tenminste ook de verdedigers van het Europese federale model een stem hadden. Er werd in voetbaltermen gesproken. Er waren de aanvallers, de Nederlanders in dit geval. Er waren de verdedigers, in dit geval de Belgen samen met enkele anderen. En er was vooral veel volk op het middenveld. Het was een eenzaam gevoel, zeiden ze. Maar ik was trots, omdat gezegd was wat gezegd moest worden. Ik zag die uittredende eerste minister buiten wandelen, met een rug die steeds krommer lijkt te worden. En ik dacht: wat zal ik hem missen daar…

Geen opmerkingen: