11 juni 2009

Genesis Hall


Je kunt dolen van nummer naar nummer. Verdwalen in de buitenwijken van je hoofd, daar waar de lijnen al uitgewist zijn. Het is iets in dat ritme. Of die melodie, die iets onthult van een eindeloze beweging. Je vergeet het lichaam, dat zichzelf liefst zou verliezen, als een handvol knikkers op de stenen.

When the rivers run thicker than trouble
I’ll be there at your side in the flood
T’was all I could do to keep myself
From taking revenge on your blood

Het ging over zijn vader.

De beelden schuiven voorbij en mengen zich met andere.

De vrouw zit tegenover me. Ze kijkt me aan terwijl ik de krant zit te lezen. Ze draait zich een beetje naar het raam en begint zacht te neuriën.

De twee vrouwen op het podium. Ze zingen en dansen. De man aan de gitaar volgt een ritme van bewegende akkoorden. De muziek is vreemd, in de zin dat het niet mogelijk lijkt erin te stappen. Meegaan met de progressies, zien waar de melodie naartoe gaat, het lukt niet zomaar. Je kunt alleen proberen te kijken naar de muziek. In de hoop iets te zien. Tot de oudere vrouw van de twee het podium vooraan inneemt. En ineens klaart er iets op. Het past in elkaar. Ze danst voor hem. Voor de man die op de grote foto staat achteraan het podium. Het lied leek een lange kronkelende weg om hier te komen. Als het voorbij is, loopt ze naar de foto. De deemoed neemt me over.

Soms als er niets is, kun je wel verlangen naar dat ene nummer. Je weet hoe het zal zijn. Hoe het je wervels zal opzoeken. En wat het met je zal doen.

Er zitten veel mensen in de kerk. We zijn hier om afscheid te nemen. Er lijkt soms meer zwaartekracht te zijn. Toen ik hier als kleine jongen zat, leek alles in dit gebouw beter bij elkaar te passen. Het was grootser. Nu lijkt er veel falen in de onderdelen die bij elkaar geschoven zijn, een haperende eenheid van menselijk onvermogen. De mensen van het dorp zijn ouder geworden. Ik dus ook waarschijnlijk. De dood heeft zijn adem overgenomen. Straks zal hij, begeleid door zijn familie, deze plek weer verlaten. Een van zijn zoons leest een brief voor die hij zelf nog schreef voor dit moment. Hoe zou mijn brief eruit zien? Hoe moet je zeggen dat je graag zou willen verdwijnen in wie je lief was, als het moment daar is? En waarom duiken deze vragen nu op? Leeftijden schuiven door elkaar. Hoe hij was toen ik hem leerde kennen. Hij moet toen jonger geweest zijn dan ik nu ben. Het lijkt niet te kloppen. Dezelfde ziekte bezocht hem. Bij mij verdween ze weer, als een zwerver op doorreis. Bij hem niet. En het enige antwoord is het leven zelf. Het weegt op mijn schouders.

Je kunt verder zoeken naar een ander nummer. Als een boei.

O you among the living
Will you remember me at all
Will you write my name out
With a single finger scrawl
Across a broken window
In some long forgotten wall
That goes stretching out forever
Where the tears of heaven fall
I am lost unto this world…

Er zijn weinig woorden vandaag. Misschien is het genoeg dat ze gelezen worden. Zodat ze ergens kunnen verdwijnen tussen eb en vloed. Daar waar ze altijd wilden zijn.

Geen opmerkingen: