28 juni 2009

Het is stil op straat


‘Wat is er? Kun je niet slapen?’
‘Nee, ik kan niet slapen. Maar het is niet zo erg.’
‘Heb je het te warm?’
‘Een beetje. Ik trek niet graag alles uit als ik slaap. Voor mijn rug, of zo, ik weet het niet.’
‘Waaraan dacht je dan?’
‘Ik dacht nog aan de dag die voorbij is. Is dat nu al gisteren? Ja, het is al gisteren. Het verwart me allemaal een beetje. Ik heb veel mensen gezien, en met veel mensen gepraat, en het was goed meestal. En toch denk je soms dat je tegen al die mensen, of toch alleszins enkelen, zou willen zeggen: laten we nu gewoon even gaan zitten en lang en traag praten. Over wat er echt toe doet. Het leven en de liefde, of iets in die aard. In zekere zin doe je dat natuurlijk de hele tijd wel, en het is waarschijnlijk goed dat je net niet uitgebreid en al te diep praat. Want iedereen is wel ergens verankerd, in vormen, in gewoontes, in onvermogen en in het niet-weten. En toch, soms zou je het willen. Kunnen praten alsof er geen zwaartekracht was, geen tijd. Alsof je bij wijze van spreken naakt tegenover elkaar zit, zonder dat het geeft of zonder dat het afleidt. Begrijp je me?’
‘Ja, ik denk het wel. Misschien kan het wel helemaal niet, dat wat jij zou willen. Misschien zijn we er wel niet voor gemaakt.’
‘Waarschijnlijk heb je wel gelijk. Maar verlang jij er dan nooit naar?’
‘O jawel, natuurlijk. Voor mij is het niet anders. Bij mij gaat het met periodes denk ik.’
‘Soms is het alsof er zoveel kostbare tijd verloren gaat. Je zou allerlei dingen willen vragen aan een ander, terwijl je weet dat je dat waarschijnlijk niet kunt doen. Sommige dingen zijn te moeilijk, of te ingewikkeld. Het is niet anders met dingen die anderen aan jou zouden vragen. En alles wat je graag zou willen vertellen, maar uiteindelijk toch niet doet, om allerlei redenen.’
‘Er zijn natuurlijk vaak goede redenen om dingen niet te zeggen. Soms vind ik het minder erg, naarmate ik ouder word. Toen ik jong was, had ik daar een heel ander beeld van, denk ik. Maar toen was er tegelijk ook veel minder te vertellen.’
‘Het kan zijn dat iemand die je heel nabij is, een vriend, of een geliefde, of een broer of zus, dichtbij en op afstand is. Je weet van elkaar wat je wel en niet kunt doen. Je kent elkaar, en houdt van die ander, een beetje of veel. En dat hoort allemaal zo natuurlijk. Zo beschermen we elkaar tegen de eenzaamheid en maken we een veilige plek. Zo kunnen we elkaar vertrouwen.’
‘Het kan ook te veilig worden natuurlijk.’
‘Ja, dat kan ook. Ik weet ook wel dat ik verlang naar iets wat eigenlijk niet kan. Misschien is het een soort totale openheid voor een ander die niet bezwaard kan worden door angst, of regels, of de wil te bezitten, en dat soort dingen.’
‘Maar als je weet dat het niet kan, dan weet je ook dat jij het niet kunt. Het lijkt alsof je een aantal dingen zou willen uitschakelen, om uit te komen bij een soort transparantie of zo. Misschien is dat wat jij als ballast of barrière ziet wel het normale.’
‘Dat krijg ik wel eens meer te horen, en het zal wel zo zijn. Maar dat besef helpt niet echt, toch niet altijd.’
‘Misschien heb je nog wel heel wat kansen gemist, om dichter bij jouw droom te komen.’
‘Dat zal zeker wel zo zijn. En dat ligt dan aan mijn eigen onhandigheid, of angst, en dan ben ik weer kwaad op mezelf.’
‘Maar vaak doe je het ook echt wel goed hoor, beter dan veel anderen.’
‘Is dat zo?’
‘Ja, en ik kan het weten.’
‘Zou je me gewoon even willen aanraken. Voorzichtig. Het kan me soms ineens overvallen, zoals gisteren, dat ik me verloren voel in mezelf. Dan hoor ik mezelf praten, dan kijk ik naar het gesprek, en hoe ik beweeg en alles, en dan is het alsof ik niets herken.’
‘En zou dat dan anders zijn als het gesprek anders was?’
‘Ik denk het wel, maar helemaal zeker weet ik het niet. Ook als je een heel diep gesprek hebt, kan het zijn dat je je ineens losgelaten voelt, en dan is het misschien nog erger.’
‘Misschien moet je nu alleen maar luisteren naar deze handen, en het allemaal even laten rusten voor nu. Er is nu alleen maar dit, deze plek. Het is nacht, en het is stil op straat. Er is nog genoeg nacht voor ons om nog even helemaal te verdwijnen.’
‘Ben jij ooit bang geweest om in slaap te vallen?’
‘Nee, niet dat ik weet.’
‘Ik dacht het al. Goed voor jou.’
‘Zullen we terug gaan slapen?’
‘Ja, dat is goed. Ik ben blij dat ik hier ben nu.’
‘Dan is het goed, want ik ook.’

1 opmerking:

tine heyse zei

soms kan het wel
vaak onverwachts

echt ontmoeten
dingen zeggen die nog nooit gezegd zijn geweest
echt naar de essentie

soms met een dierbare vriend
soms met iemand die je niet of nauwelijks kende
laatst had ik zo'n contact met een vriend van Marijn
als ik die jongen nu zie, weet ik dat het voor hem ook bijna magisch was