16 augustus 2009

Aan de rots


‘Hier staan we nu. Ik weet dat je niet graag reist, maar ik ben blij dat je met me meegekomen bent. Dit moesten we samen doen, hier op deze plek. Ik werd een tijd geleden wakker, en ik zag het beeld van deze rotsen voor me, en toen wist ik dat wij hier naartoe moesten komen.’
‘Ik ben nog een beetje in de war. Er komen nu zoveel beelden door mijn hoofd.’
‘Neem mijn hand maar, het is goed.’
‘Het is dubbel. Je ziet de zee, en tegelijk is er ook sterk het gevoel van de andere kant. We staan hier aan de andere kant van de zee.’
‘Weet je nog, hoe we daar stonden, aan die kant?’
‘Ja, het is alsof ik ons zie staan van hier.’
‘Ik zie het ook. Het is een beetje moeilijk om het te zien. Snel daarna ging jij weg.’
‘Ja. Toen dacht ik dat ik niet anders kon.’
‘Waarom heb je het eigenlijk gedaan? Je hebt het me nooit echt verteld.’
‘Het klinkt raar misschien, maar ik ging weg omdat ik bang was je te moeten verliezen. Ik had net gehoord dat ik ziek was. Alles moest nog beginnen. Ik weet dat het verschrikkelijk was voor jou, al liet je dat niet altijd merken. En ik was, eerlijk gezegd, heel erg bang. Pas later heb ik beseft hoe bang ik echt was.’
‘Ik wist het wel, ik zag het aan alles. Aan hoe je sliep ’s nachts. Aan hoe je me niet aan durfde kijken. Aan hoe je bewoog.’
‘En ik zag aan jou hoe jij alles zag, en het verscheurde me. Ik duwde je weg. Het is me ook pas later helemaal duidelijk geworden waarom. Ik denk dat ik echt dacht dat ik zou gaan sterven. En dan had ik je moeten laten gaan, en dat kon ik niet.’
‘En daarom heb je mij dan achtergelaten?’
‘Ja, daarom.’
‘Heb je enig idee wat je me daarmee hebt aangedaan? Nee, natuurlijk niet.’
‘Ik kon niet anders.’
‘Het zou me opengereten hebben, om je te zien sterven, dat is waar. Maar het was nu niet minder erg, om zo ver weg te zijn, en niets te kunnen doen.’
‘Ik denk dat ik je voor iets wilde beschermen of zo. Ik wou dat je verder ging met jouw leven, en dat je niet te zeer bezwaard zou zijn door mijn dood. Het klinkt nu allemaal een beetje absurd, maar zo was het eigenlijk wel, ik kan het niet anders uitleggen.’
‘Je kunt jezelf niet wissen in een ander, ook al zou je dat willen. Ik denk dat ik het wel een beetje begrijp, maar het had ook anders kunnen lopen.’
‘Misschien wel, nu besef ik dat. Maar jij kon doorgaan met jouw leven. Je kreeg het kind dat je zo graag wilde.’
‘Dat is zo. Het was het mooiste wat me kon overkomen. Ik was in die periode zo kwaad op jou, en ik wilde precies iedereen wel eens laten zien dat ik het kon. Ik leerde de vader van mijn dochter kennen, en het gebeurde allemaal heel snel. En toch. Ik heb dit nog nooit aan iemand verteld, maar toen dat kleine meisje er was, was ik gelukkig en verdrietig tegelijk. Ik had minstens dat moment met jou willen kunnen delen.’
‘Je hebt een heel mooie dochter. Ze kan de hele wereld aan, daar ben ik zeker van.’
‘Ja, dat is zo. Ze is gretig, en vol verwondering. Soms zie ik mezelf in haar, en dan word ik bang. En soms zie ik in haar alles wat ik niet ben.’
‘Het is een van de mooie dingen van nog steeds leven, dat ik haar heb gezien.’
‘Ik heb toch liever dat je gewoon blijft leven nog een tijdje.’
‘Dat zal wel lukken. Volgens de statistieken ben ik genezen. Ik heb alleen nog leven voor me, van hier tot zover ik kan kijken.’
‘Laten we, nu we hier zijn, dat leven een beetje vieren.’
‘Ja, dat is goed. Dat doen we.’
‘Je bent veranderd. Er is iets met je ogen. Ze zien er moe uit. Dat was vroeger niet.’
‘Als jij dat zegt, zal dat wel zo zijn. Misschien ben ik ook gewoon blij om hier nu te zijn. Hier aan de andere kant. Het is alsof er iets van me af is gevallen of zo, ik weet het niet.’
‘Ik ben blij dat je er nog bent.’
‘Jij bent ook veranderd trouwens. Ik weet niet of het waar is, maar ik heb de indruk dat je manier van bewegen veranderd is. Ik zag je aankomen vanmorgen, en het viel me ineens op. Er is een soort aarzeling gekomen in je beweging.’
‘Is dat zo? Ja, misschien wel.’
‘Het voelt als een hele geruststelling aan dat de zee gewoon gebleven is al die tijd. Toen ik zo bang was, durfde ik zelfs dat niet te vertrouwen soms.’
‘Misschien wacht de zee wel altijd op jou.’
‘Niet op mij alleen, denk ik.’
‘Mijn kleine meisje houdt ook van de zee, ze is er helemaal gek van.’
‘Dat is mooi.’
‘En de wind? Wat denk je van de wind hier?’
‘Kon niet beter zijn.’

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
de getijden van een metafoor
in een zee van verlangen

kom je dichterbij
verdwijnt de vloed

moet je verder
met de ebbe

van een achtergelaten strand

.