27 augustus 2009

Hoe laat

‘Straks zal het fris worden, maar nu is het nog erg goed hier. De tuin is dichtbij, en het is stil.’
‘Je kunt daar wel enkele mensen horen, maar dat was misschien wel niet de bedoeling.’
‘Ik hou wel van de geur op dit uur van de dag. Mensen en dingen hebben een bepaalde geur, die alleen bij nu hoort.’
‘Het eten was heel lekker. Het was zoals ik het me herinnerde. Drink nog wat van deze wijn, het maakt nu toch niet meer uit.’
‘Wat bedoel je?’
‘Er is geen weg meer terug nu, zei zij op licht dramatische toon. Ik bedoel dat je alles een beetje los mag laten.’
‘Maar ik moet toch altijd nog weten wat ik aan het doen ben.’
‘Waarom dan? Misschien moet dat ooit wel eens een keer niet.’
‘Misschien word ik wel heel gevaarlijk dan, maar ik heb de indruk dat jij dat niet zo erg lijkt te vinden.’
‘Iets in die aard ja.’
‘Het is nog wat te vroeg, denk ik. Ik denk dat dat altijd meer iets voor jou geweest is, gevaarlijk leven.’
‘Misschien is wat jij gevaarlijk noemt wel heel wat gewoner dan jij denkt.’
‘Dat zou best kunnen. Dat zal zelfs wel zo zijn. Het is mij wat te ingewikkeld, vermoed ik.’
‘Ik geloof eerlijk gezegd niets van wat je zegt, maar het is niet erg, het geeft niet. Wie jouw boeken goed leest, weet wel wat er echt door je heen gaat. Jij denkt misschien dat ik het grote leven had. En ja, het was mooi, maar er zijn alleen herinneringen over. Jij had altijd je woorden, en die blijven.’
‘Je hebt me vroeger nog gezegd dat ik schreef omdat ik te bang was van het echte leven.’
‘Heb ik dat echt zo gezegd? Nu zou ik dat niet meer doen. Het spijt me als ik dat zo zei. Misschien heb jij er wel meer van begrepen.’
‘Ik weet het niet. Soms bekijk ik de personages in mijn verhalen, en het is alsof ik ze maar in beperkte mate kan laten gaan waar ik zelf niet zou durven komen. Ze kunnen dingen zeggen of doen die ik net niet zou doen, maar veel verder raken ze niet. Hoewel ik in die woorden vrijer ben dan in het echt, blijken er ook daar zones te zijn waar ik niet kan komen.’
‘Ik denk dat je jezelf onderschat. Alles wat niet gezegd wordt, dat is altijd heel erg aanwezig bij jou. Het is een kwestie van kijken.’
‘Iets dergelijks voelde ik ook altijd bij mijn vader. Hij was streng, vooral voor zichzelf. Misschien dacht hij dat hij alles goed kon verbergen, maar het was niet zo. Deze week liep ik nog door het museum, en het was alsof hij de hele tijd naast me liep. Zwijgend. Maar het was alsof je hem kon zien trillen. En ineens wou ik hem zoveel vragen, maar hij was er natuurlijk niet. Heel even was ik verloren.’
‘Jij bent niet anders. Ik botste er altijd mee. Het stond haaks op mijn temperament. Daarom ben ik weggegaan. Ik dacht dat het gemakkelijker zou worden zo. Ik denk dat ik ook veranderd ben.’
‘Er is iets van een klein verdriet in je ogen gekomen, dat was er vroeger niet.’
‘Nee, dat was er vroeger niet.’
‘Jij was soms alles wat ik niet was. Het was alsof je geen geheimen had voor jezelf, alsof je alle kamers van je huis kende. Dat is bij mij nooit zo geweest. Misschien ben ik gewoon bang van de duistere kant in mezelf.’
‘Je hoeft niet zo bang te zijn, denk ik. Misschien zijn er dingen die gewoon het licht mogen zien, en andere die beter in het donker blijven. Maar niet alles hoort daar.’
‘Misschien moeten we wel de kaarsen doven nu, en verder praten in het donker. Zei hij, en al leek het alsof hij van onderwerp wilde veranderen, het was nog niet zo’n slecht idee.’
‘Goed idee, ik doe het meteen.’
‘Je ogen moeten er nog even aan wennen. Eerst lijkt de tuin gewoon een groot zwart gat, maar als je nog wat wacht, dan kun je de schaduwen zien, en dus ook de vormen.’
‘Soms zou ik het je willen gunnen. Er zijn dingen waarbij jij het gevoel hebt dat ze een vrije val zijn, waarbij er niets of niemand is die je zal opvangen. Maar zo zijn ze niet allemaal.’
‘Ben jij dan nooit te diep gevallen?’
‘O jawel, wees maar gerust. Maar ik had het niet kunnen vermijden waarschijnlijk, het moest zo zijn. Maar nu zou ik het niet meer doen.’
‘Ik heb je altijd dapper gevonden. Ook wel eens roekeloos natuurlijk. Maar mooi meestal toch.’
‘Weet je, ik ben dan misschien de hele wereld rond geweest, maar ik hield altijd het meest van hoe jij over mij sprak. Soms kon ik de muren oplopen van jou, maar als je mooie dingen over me zei, dan kon ik alleen maar smelten.’
‘Het is een gave natuurlijk…’
‘Kom hier, onnozelaar. Ik ben echt gevaarlijk in het donker, ik zeg het maar.’
‘O jee, ik zit hier al te bibberen. Maar dat kan ook van de kou zijn.’

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Geheime kamers.

Zondag keek ik naar de laatste Zomergast van dit seizoen: Jaap van Zweden.

Hoe belangrijk de vader is in het leven. Of kan zijn.
Maar ook te ingrijpend possessief.

Hoe je dan moet vechten om je te bevrijden van hem. Zonder daarom een vadermoord te plegen.
Of gewoon gek worden. Zoals in 'Shine'.

.