Hoe het je uit elkaar kan scheuren. Ingehouden en overweldigend. Hoe moeilijk het is om de beelden in woorden te beschrijven zonder ze onrecht te doen. En dat terwijl de woorden in het verhaal zo’n grote rol spelen. De noodzakelijkheid van een gedicht, en de noodzakelijkheid van een liefde. Een verhaal verteld in strelende beelden en fragmenten, niet in hoofdstukken.
Hoe je sprakeloos en verward weer de straat op komt. Daar is het koud. De winter is van plan zich even te laten horen.
Soms komt de warmte snel weer in je lichaam, soms lijkt het eeuwen te duren.
Soms ben je verbijsterd door zoveel schoonheid. Het slaat je met nederigheid. En je zou willen weten of je ooit die plek kunt benaderen waar schoonheid ontstaat. Je zou willen voelen wat er in je handen zou gebeuren, daar. Je zou de demonen willen zien die je achter je moet laten om daar te komen.
Misschien is het goed om schrik te hebben van de winter. Bij de eerste koude is het misschien goed om even het hoofd te buigen. Je weet wat er zou kunnen komen. Het duurt even eer je rust vindt in wat onvermijdelijk is. Na een tijd zal het anders zijn. De koude is gewoon geworden, en je kijkt naar het licht. Je houdt de ochtenden in het oog. Eens voorbij het kantelpunt. Je weet dat je plots zult merken dat het februari is geworden. En het licht dat daarbij hoort. Maar nu is het nog niet zo ver.
Soms wil je oefenen, terwijl je de trap op loopt of tussen tafel en aanrecht beweegt. Je zou een beweging willen vinden waarin alles van je af zou zijn gevallen. Om alleen daar nog maar te zijn.
Dromen van een grote tafel. Ooit zal ze er zijn, dat is het plan toch. Je ziet ze in het licht. Je zou eraan kunnen zitten, en naar buiten kijken. En voelen hoe daar iets een rustpunt heeft gevonden.
Iets van de kleuren uit die film blijft hangen. Al zou je niet meteen kunnen zeggen wat. Dat ze teder zijn misschien.
Er hangt een afscheid in de lucht. Het beweegt in je poriën. Het zal zijn plaats langzaam vinden.
Een extra paar dikke sokken. Eerst beschermen ze je, waar het koud is. Tegen erger. En later zorgen ze voor gloed, waar het warm is.
Trage rituelen, ze horen bij de laatste dag van de week. Opruimen om je klaar te maken, en straks met een diepe buiging iets af te sluiten. Zou de nacht de winter van de dag zijn? Er is misschien evenveel moed voor nodig. Je kunt niet anders dan je overgeven. Misschien kun je dat leren.
Als de anderen in de filmzaal verder weg zitten is het gemakkelijker om te wenen.
Het verlangen naar warm eten dat nog moet gemaakt worden. Hoe het je zal vullen en misschien wel warm houden.
Er is een stilte die enkel bij dit nu kan zijn.
Je zou het verhaal willen delen. Je zou willen zeggen: ga ook kijken, raak het verhaal aan.
Het duister heeft geoefend voor dit moment van het jaar. Het heeft zichzelf opgeladen. Een heldere ster zou goed zijn. En ook genoeg.
Hoe je sprakeloos en verward weer de straat op komt. Daar is het koud. De winter is van plan zich even te laten horen.
Soms komt de warmte snel weer in je lichaam, soms lijkt het eeuwen te duren.
Soms ben je verbijsterd door zoveel schoonheid. Het slaat je met nederigheid. En je zou willen weten of je ooit die plek kunt benaderen waar schoonheid ontstaat. Je zou willen voelen wat er in je handen zou gebeuren, daar. Je zou de demonen willen zien die je achter je moet laten om daar te komen.
Misschien is het goed om schrik te hebben van de winter. Bij de eerste koude is het misschien goed om even het hoofd te buigen. Je weet wat er zou kunnen komen. Het duurt even eer je rust vindt in wat onvermijdelijk is. Na een tijd zal het anders zijn. De koude is gewoon geworden, en je kijkt naar het licht. Je houdt de ochtenden in het oog. Eens voorbij het kantelpunt. Je weet dat je plots zult merken dat het februari is geworden. En het licht dat daarbij hoort. Maar nu is het nog niet zo ver.
Soms wil je oefenen, terwijl je de trap op loopt of tussen tafel en aanrecht beweegt. Je zou een beweging willen vinden waarin alles van je af zou zijn gevallen. Om alleen daar nog maar te zijn.
Dromen van een grote tafel. Ooit zal ze er zijn, dat is het plan toch. Je ziet ze in het licht. Je zou eraan kunnen zitten, en naar buiten kijken. En voelen hoe daar iets een rustpunt heeft gevonden.
Iets van de kleuren uit die film blijft hangen. Al zou je niet meteen kunnen zeggen wat. Dat ze teder zijn misschien.
Er hangt een afscheid in de lucht. Het beweegt in je poriën. Het zal zijn plaats langzaam vinden.
Een extra paar dikke sokken. Eerst beschermen ze je, waar het koud is. Tegen erger. En later zorgen ze voor gloed, waar het warm is.
Trage rituelen, ze horen bij de laatste dag van de week. Opruimen om je klaar te maken, en straks met een diepe buiging iets af te sluiten. Zou de nacht de winter van de dag zijn? Er is misschien evenveel moed voor nodig. Je kunt niet anders dan je overgeven. Misschien kun je dat leren.
Als de anderen in de filmzaal verder weg zitten is het gemakkelijker om te wenen.
Het verlangen naar warm eten dat nog moet gemaakt worden. Hoe het je zal vullen en misschien wel warm houden.
Er is een stilte die enkel bij dit nu kan zijn.
Je zou het verhaal willen delen. Je zou willen zeggen: ga ook kijken, raak het verhaal aan.
Het duister heeft geoefend voor dit moment van het jaar. Het heeft zichzelf opgeladen. Een heldere ster zou goed zijn. En ook genoeg.
1 opmerking:
De tafel
is een familiestrand.
Ook als je alleen bent,
blijft een tafel, tafel.
Een bed voor boeken,
met een gebed van handen.
Een tafel
is het 'beloofde land'.
Van melk en honig.
Maar vooral van woorden.
Een reactie posten