Eigenlijk te moe om de woorden te zoeken. Het zou beter zijn als ze mij zochten. Heel voorzichtig, heel traag, en even zacht als een zuchtje, een rimpel in de lucht. Eigenlijk alleen in een ruimte willen zijn waar geen woorden zijn. Waar je, als er al iemand anders zou zijn, gewoon naar elkaar zit te kijken. Urenlang, tot het tijd is om op te staan, en weer verder te gaan.
Tussen enkele duizenden andere mensen lopen. We willen iets. We willen iets heel erg graag. Er is altijd wel plezier tijdens zo’n betoging. Er zijn babbeltjes te maken, hier en ginder. Er zijn dingen af te spreken misschien wel. Er zijn dingen te regelen, mensen te helpen, ja, daar staan we, daar spreken we samen af, daar waar al die andere vlaggen zijn. Tot ineens het meisje vraagt of ik iets zou willen zeggen in de camera. En hoe het verwart. Je doet het, al weet je even niets te zeggen, en dan ook nog in het Frans. En hopen dat er niemand komt vragen wat er echt door mijn hoofd gaat. Bang dat de verontwaardiging, de zorg, en het verlangen naar dingen die anders lopen te groot zouden zijn. We lopen verder. En daarna gaan we weer naar huis.
Hoe nodig het is om alleen te zijn. Je zou jezelf willen kunnen laten uitlekken. Druppel per druppel. Om daarna alles ook nog te laten uitwaaien. En het vervolgens met handwarme olie helemaal in te smeren, als was het balsem. En ook. De hele tijd weten dat je te weinig bent bij wie je lief is. Hoe het je kan verstoren. Weinig is niet genoeg. En je gaat weer door. Er komt weer een week om het opnieuw te proberen.
Eerder dezelfde week. Je gaat spreken. Er is een zaaltje. Je hebt erover nagedacht wat je zou willen zeggen. De zoekende gedachten gaan door je hoofd. Soms gaan ze nog alle kanten uit. Zo lang dat in je hoofd is, is het niet zo erg. Er is plaats genoeg. Maar er zijn mensen die komen luisteren. De gedachten zouden een beetje een verhaal moeten worden. Of minstens een waarneembare hinkelbaan. Op de trein onderweg alles nog eens doornemen. En zoveel gedachten die er nog bij komen. Het blijft een raar idee, dat er mensen thuis vertrokken zijn om te komen luisteren naar wat jij te vertellen zou kunnen hebben. Ze komen het zaaltje binnen druppelen. Ze kijken. Proberen zich misschien iets voor te stellen bij die kale man aan dat tafeltje. Het is beter je niet in te beelden hoe je vanuit de zaal jezelf zou zien spreken. Helemaal verdwijnen in de ideeën die zich als beelden door je hoofd bewegen is gemakkelijker. En dan vaststellen dat er woorden komen. En als het weer voorbij is, zou je willen dat het een beetje stil is tijdens de terugreis. De woorden onder je huid moeten weer gaan liggen. Ze moeten zich langzaam terugtrekken. Het is niet zo stil. De twee meisjes naast je kwetteren de hele reis door. Of ze wel of niet bij hun vriendjes moeten blijven. In bijna elke zin hebben ze zoiets van. Het boek dat bedoeld was om traag te lezen, blijft op het tafeltje liggen. In het hoofd blokkeert er iets, misschien te veel woorden tegelijk, die alle richtingen uit gaan.
De buik heeft wel nood aan genoeg lege momenten, zo blijkt. Er is niets af te dwingen, er is niet te onderhandelen over uitstel. En misschien is het wel goed zo.
En nog een andere dag dezelfde week. De zangeres op het podium zoekt haar weg doorheen de liedjes. Ze beweegt tussen wat ze zelf ooit gemaakt heeft. Haar stem laveert moeiteloos binnen soepele en verrassende muziekjes. Haar lichaam lijkt meer verlegen. We zijn vanavond thuis vertrokken om haar te zien. Nog geen idee wat het zou worden, alleen de wil om te kijken en te luisteren. Misschien moet je een heel klein beetje graag bekeken worden als je daar staat. Zou ze zien wat wij zien? Misschien is het beeld enkel van ons, en is zij geheel van haar muziek.
Soms wil je het alleen maar warm hebben. Meer moet er niet zijn.
De mensen wachten op het perron. Iedereen lijkt moe. Misschien wil iedereen alleen maar naar huis. Om te verdwijnen. Om in zichzelf te kruipen, in een klein bolletje. Om liever weinig dan veel woorden te horen. Om de gordijnen te sluiten.
Tussen enkele duizenden andere mensen lopen. We willen iets. We willen iets heel erg graag. Er is altijd wel plezier tijdens zo’n betoging. Er zijn babbeltjes te maken, hier en ginder. Er zijn dingen af te spreken misschien wel. Er zijn dingen te regelen, mensen te helpen, ja, daar staan we, daar spreken we samen af, daar waar al die andere vlaggen zijn. Tot ineens het meisje vraagt of ik iets zou willen zeggen in de camera. En hoe het verwart. Je doet het, al weet je even niets te zeggen, en dan ook nog in het Frans. En hopen dat er niemand komt vragen wat er echt door mijn hoofd gaat. Bang dat de verontwaardiging, de zorg, en het verlangen naar dingen die anders lopen te groot zouden zijn. We lopen verder. En daarna gaan we weer naar huis.
Hoe nodig het is om alleen te zijn. Je zou jezelf willen kunnen laten uitlekken. Druppel per druppel. Om daarna alles ook nog te laten uitwaaien. En het vervolgens met handwarme olie helemaal in te smeren, als was het balsem. En ook. De hele tijd weten dat je te weinig bent bij wie je lief is. Hoe het je kan verstoren. Weinig is niet genoeg. En je gaat weer door. Er komt weer een week om het opnieuw te proberen.
Eerder dezelfde week. Je gaat spreken. Er is een zaaltje. Je hebt erover nagedacht wat je zou willen zeggen. De zoekende gedachten gaan door je hoofd. Soms gaan ze nog alle kanten uit. Zo lang dat in je hoofd is, is het niet zo erg. Er is plaats genoeg. Maar er zijn mensen die komen luisteren. De gedachten zouden een beetje een verhaal moeten worden. Of minstens een waarneembare hinkelbaan. Op de trein onderweg alles nog eens doornemen. En zoveel gedachten die er nog bij komen. Het blijft een raar idee, dat er mensen thuis vertrokken zijn om te komen luisteren naar wat jij te vertellen zou kunnen hebben. Ze komen het zaaltje binnen druppelen. Ze kijken. Proberen zich misschien iets voor te stellen bij die kale man aan dat tafeltje. Het is beter je niet in te beelden hoe je vanuit de zaal jezelf zou zien spreken. Helemaal verdwijnen in de ideeën die zich als beelden door je hoofd bewegen is gemakkelijker. En dan vaststellen dat er woorden komen. En als het weer voorbij is, zou je willen dat het een beetje stil is tijdens de terugreis. De woorden onder je huid moeten weer gaan liggen. Ze moeten zich langzaam terugtrekken. Het is niet zo stil. De twee meisjes naast je kwetteren de hele reis door. Of ze wel of niet bij hun vriendjes moeten blijven. In bijna elke zin hebben ze zoiets van. Het boek dat bedoeld was om traag te lezen, blijft op het tafeltje liggen. In het hoofd blokkeert er iets, misschien te veel woorden tegelijk, die alle richtingen uit gaan.
De buik heeft wel nood aan genoeg lege momenten, zo blijkt. Er is niets af te dwingen, er is niet te onderhandelen over uitstel. En misschien is het wel goed zo.
En nog een andere dag dezelfde week. De zangeres op het podium zoekt haar weg doorheen de liedjes. Ze beweegt tussen wat ze zelf ooit gemaakt heeft. Haar stem laveert moeiteloos binnen soepele en verrassende muziekjes. Haar lichaam lijkt meer verlegen. We zijn vanavond thuis vertrokken om haar te zien. Nog geen idee wat het zou worden, alleen de wil om te kijken en te luisteren. Misschien moet je een heel klein beetje graag bekeken worden als je daar staat. Zou ze zien wat wij zien? Misschien is het beeld enkel van ons, en is zij geheel van haar muziek.
Soms wil je het alleen maar warm hebben. Meer moet er niet zijn.
De mensen wachten op het perron. Iedereen lijkt moe. Misschien wil iedereen alleen maar naar huis. Om te verdwijnen. Om in zichzelf te kruipen, in een klein bolletje. Om liever weinig dan veel woorden te horen. Om de gordijnen te sluiten.
1 opmerking:
Een ruimte zonder woorden Jan, als die dan ook nog in een mensenhoofd kan bestaan,... Voor mij helpt altijd een gedicht. De essentie herleidt tot enkele woorden, geen personages, slechts enkele woorden en veel rust.
Een reactie posten