12 februari 2012

De geuren

De vrouw die je voorbij loopt op de straat. En de geur die ze achter zich laat. Echte kenners zouden het parfum meteen thuis kunnen brengen. Het is iets te veel. Er blijft te veel dat niet zomaar weer verdwijnt in de wind. Zou er angst zijn? Angst om geen sporen na te laten.

De geuren van de winter. Ergens is een houtkachel aan het werk. Alsof die geur een kleur heeft. Een soort diepbruin.

Nadien aan je kleren de geur terugvinden van iemand bij wie je op bezoek was. Alsof die geur bij je wilde blijven. Nog even. Ver weg van waar de wind zou kunnen komen.

Je geuren herinneren en toch ook niet. Weten dat je de geur die ergens in je herinnering is opgeslagen zonder twijfel en onmiddellijk zult herkennen. Maar die niet kunnen oproepen in je hoofd, of ergens anders in je lichaam.

Een geur zoeken. Om weer daar te zijn, waar je zou willen zijn. Een plek die niet hier is. Maar daar ergens. Hopen dat die geur je naar daar zal brengen.

Zoals men zegt ‘dat smaakt naar meer’ een geur merken die naar meer geurt. Tijdens het koken even het deksel van de soep lichten. Er wordt zachtjes gesudderd daar. Je ziet het. En dan ruik je het. Een geur die iets belooft. Iets dat elders is, iets dat gedroomd kan worden.

Naar foto’s kijken van vroeger, en de geur erbij zien. Het maakt ze toegankelijker. Het brengt ze dichterbij. Dichter terug in jezelf.

Een stroom aan herinneringen in je hoofd. Je kunt ze ruiken. Bijna.

Hoe het landschap zal veranderen, als de dooi zich door zal zetten. Hoe het anders zal gaan ruiken. Opgespaarde geuren. Ze hebben gewacht. Ze dromen al van een lente die ooit weer zal komen.

En de zee. De zilte oorsprong. De zilte bestemming. En tussen de twee is het niet de geur die je verzoent. Het is iets anders.

Weet je ooit hoe je blijft in de herinnering van een ander? Wat zijn de sporen? Hoe is de weg?

Je merkt het aan het bed, hier was je al eerder. Iets maakt dat een ander jou zou herkennen, ook zou weten dat jij hier was. Als een vingerafdruk in de tijd.

Je herinnert je de geur van het haar. Hoe je probeerde te begrijpen wat het was. Hoe je wou dat het bleef.

En natuurlijk de geur van het hout. Die zal er altijd zijn. Die moet altijd bij je blijven. Ergens in de buurt. Dicht genoeg bij je. Je moet altijd de weg kunnen vinden.

Toen je ziek was. Toen het gif in je lichaam zat, om iets te lijf te gaan, ergens in dat lijf. De geuren. Die herinner je je. Hoe ze allemaal net een klein beetje verschoven waren. Hoe alles net anders rook. Hoe wat je anders niet opmerkte nu ineens hevig aanwezig was. Hoe wat je anders lekker vond nu ineens niet meer herkenbaar was. Het is een herinnering die je af en toe nog overvalt, en je even doet sidderen. Ze zal wel nooit weggaan.

Hoe de geur van brood in de oven je huis kan vullen. Er is iets groots in het moment van die geur. Iets van belofte. Iets van wijsheid.

En hoe je kunt dromen van een geur.

Geen opmerkingen: