17 februari 2012

Ontroerjong

Je moet vroeg de deur uit, die ochtend. En zelfs dan, nog voor om half zes de radio op springt, ben je wakker. Netjes vijf minuten te vroeg. Hoe zou het lichaam dat weten?

Je was al gewend ondertussen aan licht dat zichzelf vindt als je naar de trein loopt. Maar die ochtend is het nog donker. Enkelen lopen lichtjes zwijmelend over straat. Ze zijn op weg naar huis, als ze dat ooit vinden tussen de nevels in hun hoofd.

In de wagon een groep mensen die elkaar hier elke ochtend opnieuw weer vinden. Iedereen wordt gekust. Er wordt hard gelachen. Lijven dicht bij elkaar. Verhalen worden verteld. Ze kunnen de wereld aan.

De jongens in de tram oefenen in cool zijn. Ze staan naast elkaar, kijken voor zich uit, zeggen niets. Handen worden gedrukt, op een rituele manier.

Op weg naar de school waar je die dag moet zijn maak je, zo zal blijken, een omweg. Het lijkt alsof het kaartje fout is. Je bent zelf fout, niet het kaartje. Een geruststellende gedachte.

De scholieren komen de zaal binnen waar je zo een verhaal gaat brengen. Het lijkt wel een kleine theaterzaal, met de mensen mooi in oplopende rijtjes. Je denkt er niet aan dat zij jou op dit podium zullen zien staan. Je zegt tegen jezelf dat ze alleen jouw verhaal zullen zien. Het verhaal trekt zich op gang. De woorden die je zegt, trekken je in het verhaal. Je kunt erin verdwijnen. En zo kun je beter kijken naar wie in de zaal zit.

Na de presentatie loop je mee door gangen. Hevige aanwezigheid, wriemelend. Zoveel leven. Het gaat alle richtingen uit. Alsof het hier altijd lente is.

Tijdens de film daarna voel je hoe moe je bent. Het overvalt je even. De zeurende pijn ergens achteraan je hoofd. Vermoeidheid opent soms ook deuren. Je moet enkele keren een traan wegduwen als je de verhalen op het scherm ziet. Bij de reacties nadien merk je hoe je stem van ver moet komen. Ze moet terug haar plaats zoeken.

Je merkt het weer, hoe in schoolgebouwen een leegte aanwezig kan zijn, ook al loopt iedereen door elkaar, de hele tijd. Ze zijn zo gemaakt dat iedereen er is, de hele tijd. En daardoor lijkt er geen nulpunt, geen plek die je heel even voor jezelf kunt innemen. Iedereen kan altijd overal zijn. Je ziet hoe de leerkrachten bewegen in die ruimte, hoe ze het kunnen. Hoe ze iets hebben dat jij niet hebt. Misschien zou je een plek zoeken, als je hier zou werken. Misschien vruchteloos. Misschien moet je het leren hier, om overal en nergens te zijn.

Na de middag zit je samen met die mooie jonge mensen. Ze vertellen de hele tijd door. Hoe ze nadenken en zoeken bij elke vraag die wordt gesteld. Ze zitten op de rand van het grote leven dat weldra gaat beginnen. Ze praten over een wereld die misschien niet zo vriendelijk zal zijn voor hen. En toch lijkt het alsof jij banger bent daarvoor dan zij.

Verhalen over geluk. Wat het betekent. Wat je echt nodig hebt om het te zijn. Ze ontroeren je meer dan je durft toegeven met hun verhalen, en hoe ze die vertellen. Je ziet een vage schim van wie jij was toen je zo oud was. Tussen hen in zou je verbleken waarschijnlijk. Ze weten zoveel, beseffen zoveel, leven in zo’n andere wereld dan de jouwe van toen. Een beetje verlegen voel je vooral iets van dankbaarheid, dat je dat alles zomaar mocht horen.

Je kijkt hen nog even na, en begint te tellen. Ze zouden je kinderen kunnen zijn. Het zal wel nooit helemaal wennen. Misschien is dat zo slecht nog niet.

In de tram terug andere jongens die proberen cool te zijn. Buiten is het nu gewoon licht, anders dan die ochtend. De dingen zien er anders uit. Die omhulling door wegebbende duisternis had ook wel iets, denk je. Een aarzelende koestering.

De mensen op het perron. Je bekijkt ze een voor een. Ze zijn allemaal ooit zo jong geweest. Bij sommigen van hen zie je nog wie ze toen waren. Bij anderen lukt het niet.

Je trekt je terug in het halletje van de volle trein. Een plekje aan de deur. Met je rug naar de ruimte. Zoals je vroeger zat te spelen op de grond. Even een plekje dat het jouwe is. Zo lang het duurt.

Je loopt iets trager weer naar huis dan die ochtend in de andere richting. Je hoort en ziet de verhalen nog. Ze zullen nog wel even blijven. En dat is wel goed.

Geen opmerkingen: