04 februari 2012

Spijt

Een artikel op de site van een krant. Een Australische verpleegster maakte een boek met een top 5 van de dingen waar mensen het meest spijt van hebben als ze net voor hun dood staan. Het finale inzicht, aan het einde van je leven. Wat had je graag anders gedaan? Waar heb je spijt van? De antwoorden klinken niet geheel onverwacht: (1) de wens dat je de moed zou gehad hebben om je eigen leven te leiden, niet dat wat anderen van jou verwachtten, (2) de wens dat je niet zo hard zou gewerkt hebben, (3) de wens dat je de moed zou gehad hebben om je gevoelens uit te drukken, (4) de wens dat je in contact was gebleven met je vrienden, (5) de wens dat je jezelf gelukkiger had laten zijn.

Herkenbaar, voor iedereen waarschijnlijk. En toch is het ook pijnlijk om te merken dat dit de dingen zijn die mensen vernoemen. Er gaat zoveel droefheid uit van al die opgetelde gevoelens van spijt. Zoveel onvervuld leven, zoveel gemis.

Misschien is het goed om deze vraag af en toe aan jezelf te stellen, alsof het je laatste weken zouden zijn. Zou je spijt hebben? En zou je vanuit dat besef iets omgooien in je leven?

Moeilijke vragen allemaal. Misschien is dat een van de enige voordelen van het overleven van een kloteziekte als kanker, dat je je die vragen allemaal al eens gesteld hebt. Het besef dat ‘ooit’ wel eens niet meer zou kunnen bestaan, het komt hard bij je binnen. Je zegt het zo vaak tegen jezelf: dat en dat zal ik haar of hem ooit nog wel eens vertellen, als het goede moment daar is. En ineens zit je daar met het inzicht dat die ooit er wel eens helemaal niet meer zou kunnen zijn. De paniek die dat teweeg kan brengen. Het is een paniek die later, eens je uit de gevarenzone van de ziekte bent, niet echt meer overgaat. Je denkt aan iemand, je zou iets willen zeggen, of je hebt ineens het rare gevoel dat er iets aan de hand is met iemand, en je zou het willen weten. Hoe onrustig je kunt worden als het je niet lukt om snel te zeggen of te vragen wat je wilde. Altijd is er ergens dat gevoel dat je wel net niet meer de kans zult hebben om dat te doen, dat je net tussen nu en dat moment een acute tumor zult krijgen en zult sterven voor je iets hebt kunnen zeggen. Zoals de angst die je overviel: zullen ze wel weten dat ik hen zo graag gezien heb? En zelfs na grondige navraag bij de betrokkenen, met positief resultaat, werd al snel duidelijk dat die angst nooit helemaal over zou gaan.

Waar zou je spijt van hebben? Toch van veel dingen niet. Dat is al een eerste geruststellende gedachte. Voor veel dingen is er een gevoel van vrede. Misschien waren er keuzes die anderen niet altijd begrepen, dingen die anderen je anders hadden toegewenst, maar ze voelen goed. Er is geen bitter gevoel over een leven dat had kunnen zijn, er is geen jaloezie of rancune. Er is veel dankbaarheid, voor elke dag die je extra hebt gekregen, elke dag weer.

Misschien is er een zekere spijtonrust. De onrust dat spijt toch ineens zou opduiken als effectief die laatste fase aanbreekt. Over de dingen die niet gezegd zijn, over graag zien en over herinneringen die een leven dragen. Over verlangens die misschien net iets meer zouden kunnen gevolgd zijn, en het onvermogen dat daarmee samenhangt. Over de dingen altijd juist willen doen, en hoe dat er mee voor zorgt dat de tijd gewoon voorbij gaat. Over de woordangst, de verhaalangst, en hoe je daardoor bijna altijd in veilige gebieden blijft. Over het grote fotoboek dat nooit is gemaakt. Over dat waarover niet of nauwelijks gesproken kan worden. En over nog meer. Die onrust sluimert soms wel ergens onder je huid. De vrede laat zich niet helemaal vertrouwen.

Zou je spijt kunnen voorkomen? Misschien soms wel, misschien niet altijd. Voor sommige dingen krijg je elke dag de kans om iets te doen, iets te zeggen, of niet. Je kunt jezelf aanleren om niet meer naar ooit te verschuiven wat je nu al zou kunnen zeggen. En soms lukt dat ook, vaak ook niet. Je kunt jezelf oefenen in zachte mildheid, in het loslaten van je ego en in het alleen maar luisteren naar een ander. En soms merk je hoe die houding je ook verandert, hoe je anders kijkt, hoe je anders droomt. Soms merk je hoe de angst zich terugtrekt, en de mogelijkheid tot spijt met zich meeneemt. Maar vaak lukken die dingen ook niet. Vaak kom je jezelf tegen, niet je onthechting. Vaak weet je dat je het niet weet.

En wat met het falen van elke dag? Misschien kun je leren jezelf met zachtheid toe te spreken, om jezelf ervan te overtuigen dat je falen om het goede te doen ook in zich draagt dat je wenste het goede te doen. En daarover hoef je geen spijt te hebben. En wat met al die dingen waarvoor je armen te kort waren, al die dingen waarvoor er net te veel littekens op je huid staan, al die dingen die maakten dat je misschien niet veel anders had kunnen doen dan je deed? Misschien kun je leren te aanvaarden, en zo minder ruimte overlaten voor waar spijt zou kunnen komen.

Geen opmerkingen: