10 maart 2012

Hoe snel het wordt overgenomen

Je fietst door de stad voor de boodschappenronde. Een plek waar je vroeger vaak kwam, die je bijna elke dag zag, nu nog nauwelijks. De plek leeft niet meer, zou iemand kunnen zeggen. Toen kwam je daar om te kijken. Verdwijnen in het donker, en enkel kijken naar dat grote scherm. Een keer is het je gelukt, om helemaal alleen in die grote zaal te zitten. Het was nochtans een heel mooie film. Met iets als ‘de gebroken omhelzingen’ in de titel. Je had het verhaal helemaal voor jou alleen.

De plek is overgenomen. De natuur doet het rustig, maar doortastend. Waar beton was, nemen planten het terug over. Hoe snel het gaat. Als je dit zou laten, dan zou alles kunnen verdwijnen.

Daar waar we leven en wonen. Het is misschien niet meer dan een tijdelijke adempauze voor de natuur. Voor heel even nemen we een plekje in. Met een krijtje trekken we een cirkel eromheen. En we zeggen: dit is waar ik ben, dit is het punt vanwaar mijn lijnen vertrekken. We maken onszelf wijs dat we die plek kunnen bezitten. En we krijgen papieren die die illusie ondersteunen. Hoe kun je bezitten? Hoe kan iets van jou zijn? De stof waarvan je gemaakt bent, is niet zo anders dan die plek. Er zijn minder scheidingslijnen tussen jou en de rest van al wat is dan sommigen zouden willen geloven. Je kunt meer verhalen vertellen, dat is waar. Maar je bent dezelfde adem.

Het is ook wel mooi, het verlangen dat rust in stenen en beton. Het verlangen om te ontsnappen. Iets op de tijd veroveren. Geloven dat het zal blijven. Geloven dat je vastigheid kunt maken, tussen alles wat beweegt. Geloven dat je normaliteit kunt onttrekken aan de chaos.

Misschien maakt het sommigen onrustig. Het zien van die plek. Volgens hen is de plek niet meer wat ze was, en is ze nog niet wat ze kan zijn. Plekken moeten een bestemming hebben. Ze mogen er niet zomaar voor zichzelf zijn. Ze mogen niet gewoon de tijd aan het werk zijn. De natuur neemt terug wat even ontleend was, dat is niet genoeg. Het zal wel niet lang meer duren. Dan wordt deze plek weer ingevuld, zoals dat heet. Het zal die sommigen weer wat rustiger maken.

Soms kijk je in de spiegel naar je witte huid. De plooien, de deuken, de littekens, de tijd. Zou die plek genoeg ingevuld zijn? Mag ze niet gewoon plek zijn?

Je bent ondertussen al twee winkels verder. Daar ergens gaat de tijd gewoon rustig verder. De planten zijn misschien weer een heel erg klein stukje gegroeid. Misschien hebben ze je opgemerkt toen je er voorbij kwam. Misschien dachten ze dat niet zij, maar jij achter het hek bent.

Je hebt zakjes met zaden. Binnenkort zul je die uit handen geven, aan de aarde. En die zal ze van je overnemen. Je moet daarna alleen nog maar kijken.

Stel dat je jezelf zou neerleggen. Gewoon wachten tot je laatste adem. En dan blijven liggen. Hoe snel de natuur je weer zou terughalen. Van nooit weggeweest. Van de ene vorm naar de andere. Als een uitstulping die je in een stuk stof kunt blazen. De vorm suggereert zijn eigen bestaan. Zijn tijdelijke ontsnapping aan het stof zijn.

De man in de winkel geeft je een papieren zakje. Hij weet dat je nooit een plastic zak wilt. Het is beter, zegt hij. Het duurt heel lang eer een plastic zak verdwijnt, zegt hij. Het is dus beter om niet te willen ontsnappen aan het verdwijnen, denk je. Je moet dus blijven in het verdwijnen, denk je.

Je komt thuis, en ziet dat de tegels op het plein groen beginnen te worden. Iets is aan het werk. Iets is het hier aan het overnemen. Je glimlacht en begint de boodschappen uit te laden.

Geen opmerkingen: