29 maart 2012

De klachten

Je zit te wachten in de grote hal van het grote ziekenhuis. Het nummertje in je hand. Zoals altijd een beetje zenuwachtig dat je niet snel genoeg na het aanflippen van het nummer 252 aan loket 12 of 7 zult zijn. Je probeert al even te oefenen, door alle nummers te overlopen, zodat je zeker naar de goede kant zult lopen. Dit is een plek waar je jezelf een beetje uit handen zult geven. Je herinnert je nog hoe het was, die woensdagnamiddag, toen je hier zat. De dag daarna zou het gebeuren, de grote ingreep, die uren zou duren, zo bleek later. Hoe je toen hier zat. Hoe dit gebouw de dingen van jou zou overnemen, toch voor een tijdje.

De echomevrouw schuift zich tegen je aan. Om een of andere reden heeft het iets. Die half duistere kamer, en de telkens herhaalde beweging van die gel die op dat apparaat wordt gespoten. En dan de duwende bewegingen op je buik. Zouden ze opgespaard verdriet ook zien zitten op dat scherm? Je vraagt het nog maar eens, voor alle zekerheid, maar je bent dus niet zwanger. Flauwe grap. Maar de reactie van de echomevrouw of echomeneer is eigenlijk veel leuker dan de grap zelf. En wat je ook doet met die hoop gelwegneempapier die je krijgt, er blijft altijd nog wel ergens een klieder achteraan of zo hangen. Er zijn nog zekerheden.

Je loopt door de gangen. Je probeert blindelings niet te zien waar de blauwe pijl is die je moet volgen. Alsof je het zo zou kunnen vinden, na al die jaren. En al die mensen die hier voorbij lopen. Wie hier in deze gang loopt, op weg naar diezelfde deur, die heeft waarschijnlijk ook zo’n ding in zijn of haar buik gehad zoals jij. Een ding dat eruit moest. Je neef vroeg het je ooit. “Ome Jan, hoe ziet dat eruit, een kanker?” En je zei dat het eruit zag als een wrat op een stokje. Waarna hij rustig verder zijn soep opat. Dus die mensen die in de gang lopen, en daar in wachtzaal D of C zitten, die hadden ook zo’n ding in hun buik.

De co-assistent opent de deur en roept je binnen. Het moment waarvoor je soms nog het meest schrik hebt. Het jaarlijkse vragenlijstje. Elk jaar weer slagen ze erin je te doen wankelen, door dat vragenlijstje. De meest gevreesde vraag: “Hebt u klachten?” Met die vraag kun je niets aanvangen. Je hebt het ooit al eens geprobeerd. “Als iemand anders mijn buik zou hebben, voor een week of twee, dan zou die waarschijnlijk zeggen dat ik veel klachten heb. Maar voor mij is het gewoon.” Zo’n antwoord snappen ze niet. “Ik heb een buik met karakter.” Dat antwoord past niet in de vakjes van het formulier. En eigenlijk zou je het wel eens willen vertellen, hoe het echt is, maar het lukt toch niet. Het onderzoek van vorige week, waar men met de cameraslang diep in je buik keek, het bewoog door je hoofd de voorbije dagen. De jonge co-assistent meldt het even tussendoor, alsof hij enkele formaliteiten moet afhandelen. “Enkele poliepen, twee inflammatoir, bij de pouch, en een goedaardig.” En dan gaat hij gewoon verder. Er is dus in wezen niets aan de hand, wat er was, is verwijderd. Je probeert na te denken over het woord goedaardig. Het heeft iets van je toelachen. Maar zo voelt het niet. Je probeert uit te leggen dat het je toch wat in de war brengt, omdat zij voorstelden om dat onderzoek elke drie jaar te doen, en jij het om de twee jaar wilde, wat ook gebeurde. En hoe het dan zou geweest zijn, als je pas volgend jaar zou zijn gekomen, of dat niet gevaarlijk zou geweest zijn. Het antwoord volgt later, opnieuw als een formaliteit. Elke keer slagen ze er weer in, je even te doen wankelen.

De bloedmevrouw heeft er helemaal zin in. Soms denk je dat die bloedmevrouwen iets goed willen maken van de lichte harkerigheid van de hoekige co-assistenten. Zou het? Je biedt haar de arm aan die zij het liefst wil. Het bloed loopt netjes in die kleine tubes met die kleurige dopjes. Het fascineert je elke keer weer. Ze maakt de afspraak voor volgend jaar, en duidt de belangrijke dingen nog eens met een fluostift aan. Ze begint over de zon te praten. Omdat zij de zon niet kan zien, daar waar ze zit te werken. Ze doet je glimlachen. Je bedankt haar, voor de zon, en loopt terug naar de gang. De blauwe pijl, maar nu omgekeerd.

Weer buiten blijft er iets van een verdriet nazinderen. Maar niemand ziet het. Waarom was je zo onrustig dit jaar? De beelden gaan door je hoofd, terwijl je met de fiets de berg weer afdaalt. Hoeveel jaar heb je erover gedaan om te leren vertrouwen, dat je misschien toch wel oud zult worden. Je ziet het aan je huis, hoe lang het duurde, eer je de stap kon zetten. En je voelde, de voorbije dagen, hoe wankel dat vertrouwen kan zijn. Hoe het je ineens weer kan overvallen, telkens weer. En alle dingen die je er niet bij vertelt.

Je loopt over de straat, kwetsbaar als zijdepapier. Je doet het zoals elk jaar. Je gaat nog even een cadeautje kopen voor jezelf. Om het leven te vieren, dat is de officiële uitleg. Pas enkele uren later lijkt er iets van een rust terug te komen, diep vanbinnen. Het is tijd om het leven te vieren. Elke dag weer. Je bedankt de zon.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

En dan gaat hij gewoon verder. Er is dus in wezen niets aan de hand, wat er was, is verwijderd.

...

Als ik het goed begrijp dan hoor je bij 'de gezonden', Jan?

Erg blij voor jou.
Ik kan moelijk 'proficiat' schrijven ...

het is zoals bij een 'verjaardag' ...

Jan, ik geraak moeilijk aan de 'juiste' woorden ...

Blij dat je er bent.

Uvi

Jan Mertens zei

Dankjewel voor je mooie reactie Uvi. Ik ben inderdaad bij de gezonden. In 1999 kreeg ik darmkanker. Elk jaar heb ik rond deze tijd een controle. En hoewel het eigenlijk altijd wel goed nieuws is, brengt het me elke keer weer erg in de war. Misschien vooral door de manier waarop de vragen gesteld worden en de informatie gegeven... Ik heb toen heel veel geluk gehad, en ben sindsdien erg blij met elke dag extra.