11 maart 2012

Weet je nog



'Het is toch mooi, dat we hier nog altijd zo lopen, jij en ik. En dat na al die jaren.’
‘Mag ik zo inhaken in je arm? Dat wil ik al zo lang een keer doen.’
‘Zou je nu kunnen zeggen dat we eigenlijk oud geworden zijn?’
‘Ik denk het wel. Ik denk dat we het niet meer kunnen ontkennen.’
‘De jaren van wijsheid zouden dus stilaan mogen gaan komen.’
‘Misschien komen ze wel helemaal niet meer, en misschien is dat maar beter ook.’
‘Wil je zeggen dat we dus nog steeds onbezonnen dingen mogen doen?’
‘Ja, meer dan ooit. We hebben er al te lang mee gewacht.’
‘Ik zal het onthouden.’
‘Nee, niet onthouden, doen. Je hoeft niet meer zo voorzichtig en afwachtend te zijn. Het is nu.’
‘Jij wou dat altijd. En ik durfde zo vaak niet. Ik dacht dat het beter was. Maar nu weet ik het soms niet meer.’
‘Je bent niet zo erg veranderd eigenlijk. De dingen die ik vroeger mooi vond aan jou zijn er nog altijd.’
‘Ja? Dat is lief. Bij jou is het ook zo trouwens. Soms weet je het nog heel precies, waarop je bij iemand verliefd was, en waarom. Soms kun je het bijna aanwijzen: hier, dit was het.’
‘Is dat zo? Je hebt nog altijd veel woorden, ik merk het.’
‘Nee, eigenlijk niet. Soms is het alsof ze beginnen te verdwijnen. Misschien heb ik er te veel op vertrouwd, dat ze wel altijd zouden blijven.’
‘Ze zullen altijd blijven bij jou, dat weet ik zeker. Ook al hoor je ze niet, ze wonen in jou.’
‘Heb jij soms schrik van de eenzaamheid? We spraken daar vroeger soms over. Dat de eenzaamheid bij het leven hoort, en dat we dat wel aankonden. Maar of dat zo zou blijven, dat wisten we niet. Ik was soms bang, voor het moment waarop die eenzaamheid ineens zwaar zou gaan wegen, zo zonder kinderen en zo. Ben jij soms bang dat dat moment daar ineens zal zijn?’
‘Ik weet het niet. Ik wil daar eigenlijk niet te veel over nadenken. Het antwoord zal dus waarschijnlijk ja zijn.’
‘Waarschijnlijk ja, zo zal het bij mij ook wel zijn.’
‘Weet je nog wat ik toen zei?’
‘Je fluisterde iets in mijn oor, dat weet ik nog. En wat je zei, mocht ik niet herhalen.’
‘Je weet het nog.’
‘Weet je nog, dan moet ik altijd aan dat liedje denken. Het maakte me altijd een beetje verdrietig.’
‘Laat je het me straks nog eens horen? Heb je die plaat nog?’
‘Ja, ik heb alle platen bijgehouden.’
‘Ik ben eigenlijk lange tijd kwaad geweest op jou, weet je dat?’
‘Ja, dat weet ik.’
‘Het was een soort kwaad dat eigenlijk niet met volle overtuiging was, ik moest het een beetje voeden.’
‘Oei, en dat is allemaal mijn schuld?’
‘Nee, eigenlijk niet. Maar dat wou ik toen nog niet weten.’
‘Vaak had je wel een reden om kwaad te zijn. Soms ook niet.’
‘Laat het maar, het maakt al lang niet meer uit.’
‘Ik wou niet kwaad zijn, al zou het wel gemakkelijk geweest zijn om het wel te zijn.’
‘Ik vind wel dat je me na vandaag nog eens een brief moet schrijven. Zo’n echte. Met de hand geschreven, zoals alleen wij oude mensen dat nog kunnen.’
‘En moet ik dan ook mijn mooi pak aandoen om te schrijven?’
‘Dat mag altijd. Schrijf je dan mooier?’
‘Minstens.’
‘Doe dan maar.’
‘En die foto’s die je me beloofd had, krijg ik die dan nog?’
‘Daar moet ik nog eens over nadenken. Misschien wel. Het zal van de brief afhangen.’
‘Ik begrijp het al, je bent niet echt veranderd.’
‘Nee, dat kun je wel zeggen. En toch. Ik kijk anders nu naar de dingen. Ik kan het niet zo goed uitleggen, dus vraag me ook maar niets.’
‘Vroeg ik te veel dan vroeger?’
‘Soms wel, dacht ik toen, maar het waren wel altijd de juiste vragen.’
‘Daar was jij ook goed in, steeds de zere plek zoekend. Meestal terecht, je hield me scherp.’
‘Dat moest wel, met iemand als jij.’
‘Weet je nog, de vogels ’s morgens? En wat je dan zei?’
‘Ja, natuurlijk weet ik dat nog.’
‘Dan is het goed. Ik denk er nog vaak aan.’
‘Ik ook.’
‘Ik zal je in de brief nog een geheim verklappen.’
‘Een geheim? En mag ik het nog niet weten?’
‘Nee, het kan alleen per brief verteld worden, anders gaat het verloren.’
‘Je maakt me nieuwsgierig.’
‘Dat is de bedoeling.’

Geen opmerkingen: