09 maart 2012

In de leegte lopen

Na een zware dag weer naar huis lopen door de stad. Je zou alleen in de leegte willen lopen. Een hoofd waar de wind zo door kan. Niets dat iets zou tegenhouden. Alleen kijken naar de mensen die onderweg zijn. Naar de dingen die wachten op bekeken worden.

Het jonge koppel komt luidruchtig voorbij. Eigenlijk zwijgen ze. Het zijn hun koffers. Het is toch telkens schrikken, hoeveel lawaai die dingen maken. Hoe je het geluid weg zou willen kunnen duwen.

De vrouw op de fiets heeft droevige ogen. Misschien is er net iets gebeurd, iets gezegd. Misschien is het opgespaard verdriet. Zou ze ergens naartoe fietsen waar het weer over kan gaan?

De kleurige kleedjes in de etalage. Je ziet iemand in die kleuren. Hoe ze zou zijn. Ze verdwijnt ook weer. De kleedjes willen vanavond alleen maar zichzelf zijn. Ze hebben genoeg aan zichzelf.

Het kleine jongetje dat je vanochtend zag fietsen komt nog even je hoofd binnengereden. Waar zou hij nu zijn? Hij reed op het voetpad, snel naar beneden. En je zag geen papa of mama. Hij was nog zo klein. Zou hij veilig de straat over zijn geraakt? Even wou je er nog achteraan gaan. Met je eigen handen alle auto’s en alle bussen tegenhouden, tot hij veilig de straat over was. Waar zou hij nu zijn? Hij is alleen in je hoofd.

De zwarte man gaat op de bank zitten en kijkt rond. Hij lijkt verloren. Of wil misschien alleen maar in de leegte zitten.

De vrouw staat te wachten op het voetpad. Een beetje zenuwachtig. Iemand komt haar ophalen, denk je. Wie zou het zijn? Zou het een verlossing zijn? Weg van hier, op weg naar daar. Of wil ze niet weg van hier? Dat voetpad, op die plek, lijkt zo weinig hier in zich te hebben. Het is een restgebied, een aanhangsel. Om hier te zijn, moet je ergens anders gaan staan. Zou ze dat weten?

De man op het plein staat voor de parkeerautomaat. Hij zoekt iets. Zou de automaat een naam hebben? Een verjaardag? Zou de automaat soms verlangen naar een streling, niet enkel voor het oog? En zou er dan een klein geluidje hoorbaar zijn? Een voorzichtig mmmm. Het zou kunnen.

Soms valt het je weer op, hoe lelijk auto’s zijn. Zoals ze daar staan, op dat plein. Zo plomp de ruimte innemend. Zo usurperend. Zo elke vorm van gedicht onmogelijk makend. Dit plein zou op dit moment zoveel zachtheid kunnen gebruiken. Die zou op jou kunnen afstralen, je omhullen met dat wat je nu nodig hebt.

Gedachten dringen zich toch op. Zo leeg is de leegte niet. Met mildheid toelaten, en dan weer weg laten stromen, zo zou het moeten. Je doet je best. En terwijl denk je: je best doen, dat mag niet.

Het water staat laag onder de brug. Je ziet de fietsen in het water. Verweesd en weerloos.

En de vogels, ze zijn er. Ze lijken je op te wachten. Alsof ze blij zijn dat je er weer bent. Welke verhalen zouden ze gezien hebben vandaag? Waar zou je naar gaan kijken, zo’n hele dag, als je een vogel was? Wie zou je opwachten?

Het kleine bruggetje is bijna. Bijna ben je er. Het is het geluid van het lopen over dat bruggetje dat je ervan overtuigt dat je er bijna bent. Je kunt al zien waar je moet zijn. Je kunt al bijna beginnen te hopen dat de sleutel ook vandaag weer zal passen. Dat je zomaar binnen zult kunnen. Dat binnen dat begint aan de andere kant van de deur. Daar waar je zou kunnen zeggen: ik ben er. Bijna kun je beginnen te hopen dat er ook vandaag niemand op de deur zal kloppen om je weg te komen halen, zeggend dat het een vergissing was dat je hier zomaar was en dacht dat je binnen was. Bijna.

Geen opmerkingen: