03 maart 2012

Pffffff

Vertrouw geen mannen die spreken over leiderschap.

Leiderschap. Als een soort abstracte categorie. Niet over een stijl van leidinggeven of zo. Niet over een welbepaalde leider. Nee, leiderschap. Een beetje zoals sommige mensen (vaak diezelfde mannen) spreken over ‘excellence’ of ‘creativity’. Opnieuw als een abstracte categorie. Niet creatief zijn in een bepaalde context of creatief met een bepaald doel voor ogen. Nee, creativity op zich. Als een soort ding dat aan zichzelf genoeg heeft.

Vertrouw geen mannen die spreken over leiderschap.

Je ziet ze bezig, die mannen. In foute hemden met foute streepjes met daarop een das met eveneens streepjes, in een andere richting dan wel. Is er dan nooit iemand die tegen die mannen zegt dat dat echt niet gaat, die streepjes en die streepjes? Blijkbaar niet. En ook zonder dichterbij te komen weet je het. Ze hebben net iets te veel aftershave op, met een net iets te mannelijke geur.

Vertrouw geen mannen die spreken over leiderschap.

Ze kijken dan ernstig voor zich uit. Vooral hopend zichzelf zo te zien, blinkend van belangwekkendheid, van onmisbaarheid, van noodzakelijkheid. Van die mannen die minister van defensie worden, om maar even iets in de groep te werpen. Ze spreken, of beter: ze oreren. Ze richten zich tot een virtueel publiek. Een publiek dat ongetwijfeld wel ziet hoe belangwekkend, onmisbaar en noodzakelijk de man is die zich tot hen richt. Dat publiek moet daar ergens zijn. En iedereen die hier en nu iets zegt of vraagt, wordt meteen opzij gepraat, want onwetend, te kwader trouw of gewoon tijdverspilling.

Vertrouw geen mannen die spreken over leiderschap.

Beneveld door hun eigen glorie – iets wat ze zelf als visie omschrijven – denken ze te zien waar de dingen naartoe moeten. Zij zien het, anderen niet, vanzelfsprekend. En de rest van de wereld, het gewone gepeupel, krioelt maar wat in de rondte. Al die mensen rommelen maar wat aan, in alle richtingen tegelijk. Ze zijn beperkt, niet in staat de grotere verbanden of de noodzakelijke richting te zien. Ze kunnen er ook niets aan doen. Ze zijn goed, maar ze hebben iets nodig, iets dat hen op het goede spoor kan zetten, iets dat hen bij de hand kan nemen om hen door de woestijn te leiden.

Vertrouw geen mannen die spreken over leiderschap.

Ze zullen nooit zeggen: het volk heeft nood aan een sterke leider. Want dat zou onaangename associaties oproepen. En die zouden negatief kunnen afstralen op de man die die woorden uitsprak. Nee, ze zijn mee met hun tijd, ze zijn slimmer. Ze zullen iets zeggen als: deze tijden, deze complexe toestand, ze vragen om leiderschap.

Vertrouw geen mannen die spreken over leiderschap.

En terwijl ze het zeggen, zie je het aan hun ogen. Ze spreken over leiderschap, en terwijl hopen ze dat het stilzwijgende virtuele publiek meteen bereid is zich bij dit overdonderende inzicht neer te leggen. Het publiek zal het abstracte begrip leiderschap ineens in alle volheid zien, als een compacte massa, als een dichte wolk die boven de man hangt die het woord uitsprak. En ze zullen zien hoe duidelijk het allemaal is, hoezeer leiderschap, dat niet te grijpen fluïdum, alleen maar gerepresenteerd kan worden door die man, die man die onder die wolk staat. Ze zien het en ze zullen hem vragen of hij, alleen hij, het op zich zal nemen, het zal laten neerdalen tot het hem omhult als een roze hemd met foute streepjes. Die man spreekt alsof hij weet dat het publiek dat allemaal zal beseffen, in een flits van verlichting. Normaal zou hij dat alles sereen en met volledige zelfcontrole moeten kunnen uitspreken, bewust van de eigen lotsbestemming, maar je merkt in die stem een net iets te grote gretigheid, net iets te veel ijdelheid.

Vertrouw geen mannen die spreken over leiderschap.

Als ze echt overmoedig worden, herhalen ze het woord leiderschap nog een tweede keer. Je merkt hoe alleen al het uitspreken van het woord ergens in hun onderrug leidt tot licht orgasmatische rillingen. Ergens in hun ogen weerspiegelt zich de weg die zal komen. Ze hebben vanzelfsprekend niets van de brandende ambitie, de lichte paranoia en de grootheidswaan van de zogenaamde grote leiders. Nee, zij zijn in wezen bescheiden dienaars. Ze doen niet meer dan het aanvaarden van het dragen van leiderschap, als een pak dat hun is toevertrouwd. Ze doen enkel wat moet gebeuren, en dat voor de mensen die – beneveld als ze zijn – gewoon nog niet helemaal beseffen wat ze werkelijk nodig hebben: leiderschap.

Ze fabuleren zelf de roeping bij elkaar waarvoor zij alleen uitverkoren zijn, vanzelfsprekend.

Geen opmerkingen: