07 oktober 2012

Hallo

Een beetje moeizaam het bed uit. Of het echt nodig was om ook op zondag een wekker te zetten? Het gesprek met jezelf komt traag op gang. Iets over discipline, en straks zul je blij zijn dat alles wat je wilde doen ook is gebeurd. Dat zal wel, denk je.

Het licht die ochtend. Je hebt het graag, dat licht, op zo’n ochtend. Je kunt ernaar kijken. Alsof het iets van troost in zich heeft.

De aarzeling om tijd te gaan verliezen. Toch maar niet. Nog niet.

En tussendoor de fiets op. Naar een dierbare vriendin. Het haar. En hoe gelukkig je dat kan maken. Dat het weer kort zal zijn. Je kijkt naar het landschap, naar alle mensen die voorbij rijden. En even is er alleen maar deze beweging. Het zou even heel lang mogen duren.

De trein. De kranten. En weer is het de beweging.

Een andere trein. De conducteur is jolig. Vertelt hele verhalen door de microfoon. Iedereen glimlacht, in allerlei talen.

Een beetje verlegen kom je binnen. Hoe moet je bewegen, hoe moet je staan tussen die mensen. Je ziet meteen waarvoor je kwam. Het nog heel kleine jongetje ligt prinsheerlijk in de kinderwagen. Heel rustig.

Je blijft kijken. Je maakt plaats voor alle andere mensen die binnenkomen. Maar eigenlijk zou je willen blijven kijken, alleen maar kijken. Niet te veel praten, misschien zelfs nog minder dan weinig. Nog steeds een beetje verlegen.

Het is zoveel. Het is bijna schokkend, dat het vanzelfsprekend is dat het zoveel is. Alles wat je zou kunnen zijn, het lijkt zo nietsig.

De trein terug. Er is iets met het landschap, en het licht. Ze komen anders tot jou. Het is alsof iets voorbij is. Iets beweegt over je huid op je rug. Hopelijk is er nu niemand die iets vraagt, die iets zegt, die je vraagt iets te zeggen.

Je loopt traag door de stad weer naar huis. Doorwaadbaar. Dat woord is er nog altijd. Iemand zou zo door je heen kunnen gaan nu.

Je probeert te kijken naar je eigen beweging. Probeert te voelen hoe je voeten rollen, hoe dat gaat. Over de grond, alsof dat ineens belangrijk is. Iets is voorbij.

Je weet dat er nog iemand komt straks. Haar wil je graag nog even zien. Maar dat het daarna stil mag worden, denk je. Dat je niets hoeft te zeggen tegen iemand, dat niemand iets zegt tegen jou. Mag je dat denken?

De wasmachine draait. Je doet de afwas. Het aanrecht is weer netjes opgeruimd. En je had je nog voorgenomen die volle bak eindelijk naar de glasbak te brengen. Je doet het toch maar. Iets over straks zul je blij zijn dat je het gedaan hebt. Je loopt over straat. De bak is eigenlijk iets te zwaar, maar je neemt je voor daar niets van te laten merken. Halverwege spelen de kindjes op straat. Het kleine jongetje komt naar je toe gefietst op zijn kleine fietsje. ‘Hallo!’ Dat roept hij, met glanzende pretoogjes. Het is alsof hij iets weet over het geheim van deze dag.

Het huis wacht je op. Bereid zich over je te ontfermen. Iets met zo’n woord zou het moeten zijn. Iets met genade.

Laat de avond zich in zichzelf terugtrekken. Laat de nacht met zachtheid komen, in een fluisterend zwijgen.

Geen opmerkingen: