14 oktober 2012

Stiller

Het huis poetsen. Een goed idee voor een zondagochtend, zeker voor deze. Iets klaarmaken, iets wegnemen. Het lukt nooit helemaal zoals je het zou willen. En het lijf is niet gewillig. Maar het is goed. En al je beperkingen, je ziet ze.

Met een lichte aarzeling de winkel binnengaan. Misschien zou men het vroeger een naaiwinkel hebben genoemd. Het blijft een beetje een vrouwendomein. Toch wat bang om vragen te stellen. Die zouden ongetwijfeld dom zijn. De lappen om je mouw mee te herstellen hangen gewoon in het rekje. Je hoeft geen vragen te stellen. Op zo’n moment zou je anders aan elk woord gaan twijfelen. De mevrouw aan de kassa is vriendelijk. Nee, je hoeft geen zakje, dankjewel.

Dat die drukke periode voorbij is, het maakt je om allerlei redenen gelukkig. Je kijkt uit naar het terugtreden van zoveel mannelijke woorden en beelden. Er zou enkele weken een zacht verbod, of minstens een fluistergebod, moeten komen op woorden als: duel, uitdager, arena, gevecht, tegenstander, strijd, … Toch voor even. Je lijkt er nooit aan te wennen.

Bij de afwas, die avond. De beelden dalen ineens in je hoofd, alsof ze hadden staan wachten. Even is er iets van eenzaamheid. Je kunt niet anders dan toekijken.

Misschien moet je nog even piano spelen straks. Die klanken zijn naakt genoeg.

Misschien zou je die en die iets willen zeggen nu, maar niet veel. En heel zachtjes.

De avond daarvoor. Je komt thuis, bijna middernacht. Iets begint je lichaam te verlaten, heel voorzichtig. Maar onmiskenbaar.

De regen spoelt je greppels uit. In je huid, onder meer. Dat denk je terwijl je fietst door al dat gegiet. Laat het maar lopen, het is goed. Zo kunnen anderen iets niet zien, en dat is ook goed.

Je bekijkt hen, een beetje verlegen, en je denkt: ik ben zo trots.

Het mag lekker warm zijn die avond. Je kruipt weg onder een dekentje. Iets zou je mogen beschermen.

Wat zou de beste houding zijn, wat zou de beste plek zijn, om die lap eraan te naaien? Het zou een plechtig moment moeten worden, of zo. Traag herstellen, steek per steek. Misschien lukt het wel.

En alles wat je niet gezegd hebt.

Je denkt aan de verhalen die je hoorde van die mooie jonge vrouwen. Ze proberen alleen met hun kinderen het leven rond te krijgen. Ze hadden het zich ooit anders voorgesteld, waarschijnlijk. De verhalen blijven door je hoofd gaan. Ze zijn zo dapper. Hoe ze het doen.

En straks, of ergens later, moet je ook nog iets doen met die uitgebloeide planten op je terras. Laat ze maar langzaam de herfst ingaan. Het mag gezien worden, dat troostend verval. Ze zuigen zich los van de zomer, en geven zichzelf in handen van een ander seizoen.

En al die andere klussen die je nog zou moeten doen. Misschien kun je ze de volgende weken binnen laten sijpelen, een voor een. Met zorgzame handen, zodat alles zachter wordt.

En de trage vragen die je terug zult kunnen stellen: kom je een keertje eten, zal ik eens voor je koken? Dan vertellen we alle verhalen nog eens. Alleen al het idee is veel.

Dat de verhalen daar buiten blijven al die tijd, dat is de mooiste gedachte. Dat ze klaar zijn om jou weer op te nemen in hun armen. Tot het ooit tijd zal zijn.

Geen opmerkingen: