06 oktober 2012

Lucinda

Misschien heb ik het aan een anonieme stem te danken dat ik Lucinda leerde kennen. Ik stond net op het punt om te vertrekken voor een babybezoek toen de telefoon ging.

‘Is dit het gezin Mertens?’

Ik keek even om, en vertelde aan de mevrouw dat het voltallige gezin op dit moment aan de telefoon stond te antwoorden. Er klonk al een zeer lichte teleurstelling in haar stem, waarvan de oorzaak spoedig onthuld zou worden. De mevrouw zei dat ze van een of ander onderzoeksbureau was en dat ze enkele vragen had over de actualiteit. Ik dacht aan de trein die ik moest halen.

‘Eigenlijk moeten we een vrouw hebben tussen de 19 en de 32. Is die daar?’

Ik keek nog eens om, en zei dat er – voor zover ik wist – geen vrouw van tussen de 19 en de 32 in mijn huis was.

‘En toch zouden we een vrouw van tussen de 19 en de 32 moeten spreken. Is die daar echt niet?’

Blijkbaar waren bepaalde instanties in de kosmos beter op de hoogte van de mensen van het gezin Mertens dan ik zelf. Ik zei aan de mevrouw – die nog steeds teleurgesteld klonk – dat ik echt wel moest vertrekken naar het station.

Door problemen bij de NMBS ben ik op die dag nooit bij de baby geraakt. Die mevrouw aan de telefoon bleef wel door mijn hoofd spoken. Ik vroeg me af wat voor soort bril ze zou hebben, en of ze liever pure of melkchocolade zou eten. De normale vragen dus.

Terug thuis besloot ik toch maar even op onderzoek te gaan. Nu valt de omvang van mijn appartement best wel mee, maar in tijden van verkiezingscampagne is een mens weinig thuis. Wie weet had ik toch een zomaar loslopende vrouw tussen de 19 en 32 in mijn huis niet opgemerkt. Ik herinnerde me ineens iets van de voorbije nacht, iets over nabijheid, maar ik dacht dat dat in mijn droom was.

En zo leerde ik dus Lucinda kennen. Ze zat in de hoek van mijn slaapkamer op de grond een boek te lezen. Mijn boekenkast staat ook op de slaapkamer namelijk. Ik schrok geweldig, maar zij bleef er heel rustig bij. Ze bleek al drie dagen te logeren, bij het gezin Mertens dus. En dat van die droom, dat was dus geen droom. Ze vertelde het allemaal heel rustig.

‘Ik heb je wel horen praten tijdens je droom vannacht. Normaal doe je dat niet. Het was iets over hechtingstijlen. Ik dacht eerst dat het iets te maken had met danseressen met topjes die bovenaan te breed zijn, en dan zo over de blote schouder wegschuiven. Iets over van die velcro die daar dan ergens moet zijn bevestigd, zodat de boel niet helemaal naar beneden schuift. Maar daar ging het dus niet over.’

De zin ‘normaal doe je dat niet’ fascineerde me wel. Had ze mij op die drie dagen dan al helemaal geanalyseerd? Of was ze hier al eerder geweest?

‘Weet je, als je zoveel van huis bent, zoals jij nu, dan voelt het huis zich een beetje eenzaam. Zo’n huis heeft ook wat aandacht nodig. Je moet daar wat tegen praten, je moet het af en toe een beetje aaien. Het is niet omdat de muren van het huis van steen zijn dat het hart van het huis dat ook is. En daarom is het goed, ook voor jou, dat ik hier overdag kan zijn. En ’s nachts zijn we gewoon met tweeën.’

Ik had dus eigenlijk aan die mevrouw aan de telefoon moeten zeggen dat ik ’s nachts een gezin van twee ben, en overdag een gezin van een. Een soort nieuw samengesteld gezin, gewoon in mezelf. Iets duizelde ergens in mijn hoofd.

‘En heb je dat ook gelezen, van die nieuwe wolk die ze hebben ontdekt? Dat is toch geweldig, een nieuwe wolk ontdekken.’

Ik had dat inderdaad ’s morgens in de krant gelezen.

‘Ik heb ondertussen alles van je gezien, en het is wel in orde hoor. Misschien moet je wel proberen ergens een gaatje te vinden om de douche nog eens schoon te maken. Dat zou wel een goed idee zijn.’

Dan denk je dat je als alleenstaande mens sommige klussen even kunt laten liggen, enkel in campagnetijd natuurlijk, blijkt dat ook nog eens niet te kloppen.

‘En misschien moet je toch ook eens een naam verzinnen voor die knuffelbeer die in je bed ligt.’

De diepere grond daarvan begreep ik niet helemaal, maar goed. Ik vroeg Lucinda of ze dan nu niet gewoon mee aan het ontbijt zou komen zitten, en zo. Dat vond ze wel een goed idee. Bijna als een echt gezinnetje dus. Als die mevrouw nog eens zou bellen, zou ik dan spontaan de telefoon kunnen opnemen – via telepathie zou ik immers meteen weten dat zij het was – met ‘het gezin Mertens’.

‘Ik blijf nog een week, en dan heb je me niet meer nodig, denk ik.’

Merkwaardig toch dat je iemand nodig kunt hebben die je niet kende, blijkbaar. Merkwaardig toch dat die hogere instanties in de kosmos dat dan ook nog eens allemaal beter weten dan jijzelf. Misschien hebben ze daarom ooit wel god uitgevonden, of zoiets.

‘En als je me daarna nog nodig zou hebben, moet je gewoon aan me denken, en dan kom ik ongezien weer bij je binnen.’

Ongezien, ook dat woord bleef door mijn hoofd gaan, om een of andere reden.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Zou het kunnen, Jan,
dat ze op nummer 42 woont?

Volgende zondag
bel ik aan.