28 oktober 2012

De kleuren van het bos


‘Ik ben blij dat je gekomen bent. Ik ben wel een beetje zenuwachtig.’
‘Ik ook, eerlijk gezegd. Het was zo lang geleden, het was tijd dat we elkaar nog eens zagen. Het mocht nu wel.’
‘Het was ook al lang geleden dat ik nog eens in het bos was.’
‘Ja? Vroeger ging je toch elke week?’
‘Ja, dat is waar. Ik weet niet goed waarom ik dat niet meer doe.’
‘Maar nu zijn we hier. Het is wel een beetje fris.’
‘Dat is niet zo erg. De kleuren zijn even mooi.’
‘Jij hebt altijd wel van de herfst gehouden.’
‘Ja, je voelt de verandering dan zo goed. Er hangt iets van melancholie in de lucht. Je moet vertrouwen hebben, en elk jaar moet je er weer een beetje aan wennen.’
‘Ik ben meer voor de lente, denk ik. Als alles in de tuin weer begint.’
‘Ben je in de winter nooit bang dat de lente niet zal komen?’
‘Nee, nooit. De winter is wel niet zo mijn ding, eigenlijk.’
‘Ik moest nog aan je denken gisteren. Op de markt waren het de laatste druiven van het seizoen.’
‘Die lekkere?’
‘Ja, die. En het is nog steeds dezelfde mevrouw bij de druiven. Ik was dit jaar haar eerste klant, bij het begin van het seizoen.’
‘Die druiven herinner ik me nog goed.’
‘Ze doen iets met mijn buik, ze maken hem rustig. En hoe is het met de tuin?’
‘De tuin is er nog altijd. Hij is op een bepaalde manier dieper geworden. Niet in de zin van groter of zo, maar dieper. Ik weet niet waarom ik dat woord nu kies. De tuin heeft meer betekenis gekregen of zo, ik kan het niet uitleggen.’
‘Het klinkt mooi alleszins.’
‘Soms is de tuin als een eiland waar ik naartoe kan gaan. Daar kloppen alle dingen, voor even dan toch.’
‘Jij bent wel gemaakt voor je tuin, dat heb ik altijd gevonden.’
‘Ja, dat is wel zo.’
‘Dit stuk van het bos vind ik altijd heel bijzonder. Je bent hier voorbij de tunnel. Aan de andere kant van iets. Hier is het bos anders. Hier is het alleen van zichzelf, of zoiets.’
‘Dat is dan weer echt iets voor jou, dat soort beelden. Je bent niet echt veranderd precies.’
‘Toch wel, denk ik toch.’
‘Ja?’
‘Misschien ben ik wel wat rustiger geworden, in sommige dingen dan. Minder ongeduldig.’
‘Als dat zo is, dan ben ik blij voor jou.’
‘Ja?’
‘Ik had het altijd moeilijk met jouw onrust. Ik kon er niets mee, het maakte me een beetje machteloos.’
‘Ik weet het. Ik wou het niet zo, maar het kon niet anders, denk ik.’
‘Misschien niet. Ik was ook nog een stuk jonger toen.’
‘Nu zouden we er misschien meer over praten.’
‘Misschien. Hoe is het met je dochter trouwens?’
‘Goed, heel goed. Ik wou bijna zeggen: ze is groot geworden. Maar dat klinkt zo lullig. Het is een grote meid nu.’
‘Vertel er nog eens iets over.’
‘Soms is het alsof ze zo onbevreesd naar de wereld kijkt. Ze staat rechtop, en ze lijkt klaar voor alles wat er zou kunnen gebeuren. Laat maar komen, dat lijken haar ogen dan te zeggen. En op andere momenten kan ze ineens ook weer klein en kwetsbaar zijn. Dan komt ze naar me toe, en kruipt ze tegen me aan. Dan vraagt ze of ze even zo mag blijven zitten. Tot het weer over is.’
‘En wat is het? Het dat weer over gaat?’
‘Dat weet ik nooit, dat zegt ze niet. Ze vroeg nog naar je van de week. Of ik wist hoe het met je ging. Ik heb haar gezegd dat ik je vandaag zou zien.’
‘Zeg haar maar dat het goed gaat met mij. Ik heb nog altijd die foto, waar zij en ik samen op staan.’
‘Daar zal ze blij mee zijn als ze dat hoort.’
‘Heb je dat soms ook? Dat je ineens bang bent van het ouder worden? Dat het je zo ineens overvalt. En dat je denkt: wat heb ik nu eigenlijk gedaan met mijn leven?’
‘Af en toe wel. Maar niet zo vaak, gelukkig.’
‘Ik heb het al een paar keer gehad. Vooral sinds… Nou ja, je weet wel.’
‘Ja, je moet er later maar iets meer over vertellen.’
‘Misschien, ik weet het nog niet.’
‘Ik heb alle tijd.’
‘Ja?’
‘Alle tijd. Dat is toch al iets.’
‘Ja, dat is al iets.’
‘Wat is er?’
‘Mag ik je arm nemen? Ik heb het ineens koud gekregen.’
‘Ja, dat is goed. Dat gingen we trouwens altijd nog een keer doen.’
‘Wat?’
‘Zo, zoals nu, als we oud zouden zijn.’
‘Hadden we dat afgesproken?’
‘Ja, natuurlijk, weet je dat niet meer?’
‘Nee, niet echt. Maar het was wel een goede afspraak.’
‘Zie je die kleuren daar?’
‘Ja, mooi.’

Geen opmerkingen: