12 januari 2013

Amelia


Ik zag haar bij de solden. Ik stond te kijken naar de hemden. Ze kwam naar me toe en zei, bijna fluisterend: ‘Dat hemd zal u zeker goed staan, neem dat maar.’ Ze keek me een beetje verlegen aan, met een flauwe glimlach.

Ze zei dat ze al even stond te kijken, en dat het was alsof ze me kende. Wat niet het geval was, dacht ik toch.

Ze zei dat ze Amelia heette. Ik vroeg of het van dat liedje van Joni Mitchell kwam, en haar glimlach werd heel breed. ‘Dat heeft nog nooit iemand me gevraagd, ik wist dat er iets was met u. Het is inderdaad van dat liedje. Mijn moeder had iets met dat liedje. Ik heb haar vaak zien zitten in de kamer, in het donker, met enkel een kaars of zo, en met die plaat op. Ik denk dat ze niet wou dat ik dan te dicht bij haar zou komen, en dus deed ik dat maar niet.’

Soms zijn er mensen die je verblinden met hun schoonheid. Soms zijn er mensen die zelf niet lijken te weten hoe mooi ze zijn, of zouden kunnen zijn. Er is iets in hun ogen, je kunt het niet altijd zien, maar soms wel. Amelia had zo’n ogen, en iets sloeg bij me in.

Ik heb dat hemd gekocht, en we vertrokken samen. We zochten een rustige plek voor een koffietje.

‘Vind jij ook niet dat mensen soms zo hard zijn voor elkaar? Waarom moet dat eigenlijk? Je mag al blij zijn als je af en toe even bij iemand mag schuilen, voor je weer vertrekt.’

Ik zei: ‘Share the same space for a minute or two.’

‘Ken je dat liedje ook?’, vroeg ze. Ze bleef glimlachen, even nog.

Het leek alsof er veel gebeurde in dat hoofd van haar. Maar ze hield die dingen op een afstand, dat zag je zo. Nu toch. Misschien kon ze thuis wel dagenlang dolen door een of ander verdriet, de weg kwijt.

Ik vertelde haar, waarom weet ik eigenlijk niet, dat ik een brief had gelezen, ergens in een tijdschrift of zo, van een vrouw die niet blij kon zijn voor haar beste vriendin. Die vriendin was zwanger, en heel gelukkig. Zijzelf wou al langer een kind, maar het kwam er niet van. Niet de goede man op het goede moment, het lichaam dat niet mee wilde werken. En nu werd haar beste vriendin wel zwanger, zo ineens, en ze kon het niet verdragen. Ze was kwaad, kon zich er niet over zetten, en had niet meer met haar vriendin gesproken.

‘Jammer. Toch? Je moet het wel leren, jezelf wat opzij schuiven, en alleen maar kijken naar die ander. Oprecht blij zijn voor een ander. Ik weet niet of ik het altijd kan, maar ik probeer het wel.’

Hoe groot is de liefde dan, voor je beste vriendin, als je niet blij kunt zijn voor haar, zei ik nog. Ik zag iets als een flits in haar ogen, bij het woord liefde. Alsof haar dat ergens raakte, ergens waar iets al geraakt was, misschien. In een gedachte die ik nauwelijks tot mezelf durfde toelaten was het alsof ik haar even aan kon raken, als om te zeggen: het is goed. Hopelijk kon ik het goed verbergen. Al keek ze me nog even heel diep aan.

Ze sloeg haar ogen even neer, heel even, en zei toen: ‘Soms is het fijn om bij iemand te zijn die je het gevoel geeft dat hij tijd heeft voor jou. Dat hij kan wachten op jou. Als je een trage huid hebt. Als je altijd nog even tussen de angst moet slalommen. Alleszins dat je het gevoel krijgt dat het zo zou kunnen zijn, van die tijd.

Ik zei dat hij misschien ook wel veel tijd nodig zou kunnen hebben. In dat verhaal dat zij vertelde, natuurlijk. Ze keek weer even weg. Ik zag dat ze haar koekje nog altijd niet had opgegeten.

En toen begon ze over het weer. Dat het nu toch koud zou gaan worden. Dat ze haar handen nu zeker niet meer opgewarmd zou krijgen. Ik dacht nog even iets, maar liet het weer verdwijnen, denk ik.

Ik weet nooit goed hoe je dat moet doen, over het weer praten. De hele wereld lijkt dat te kunnen, maar mij maakt het altijd zenuwachtig. Het kan tot kleine stiltes leiden. Soms.

Ze stond op om weg te gaan. Ik stond op, bewoog naar haar toe om haar een kus te geven. Op dat moment realiseerde ik me dat ik haar eigenlijk nog niet kende, en dat dat misschien wel niet zou mogen. In diezelfde flits herinnerde ik me dat zij had gezegd dat ze me al wel kende, waardoor het misschien niet zo erg was. En het was alsof ze haar wang aanbood, en op het allerlaatste moment toch nog veranderde, waardoor ik een klein stukje van haar lippen raakte. Ze draaide zich om, en iets in haar ogen leek heel even te twijfelen. Ze vertrok, en ik bleef nog even kijken.

Ik stapte op mijn fiets. Er moest nog een cadeautje gekocht worden, voor een verjaardag van volgende vrijdag.

Geen opmerkingen: