24 januari 2013

Hier zo te liggen

‘Ben je nog verlegen?’
‘Ja, een beetje wel.’
‘Ik ook. En bang eigenlijk ook.’
‘Ik ook. Dat komt goed uit dan.’
‘Hier zo te liggen. Ik moest net aan die woorden denken.’
‘Het klinkt wel mooi als jij ze zegt. Alsof dit iets meer is dan het is.’
‘Misschien is het dat ook wel.’
‘Het is wel warm hier. Niet alleen gewoon de temperatuur. Ook op een andere manier, ik kan het niet goed uitleggen.’
‘Is het wel warm genoeg voor jou?’
‘Het is nooit warm genoeg waarschijnlijk, maar dat is het niet. Ik wou weg daar, alleen maar weg. Hoe dat juist zit, weet ik niet. Maar als het zo koud is, maakt dat huis me bang. Zelfs als ik op weg ben naar dat huis, dan is het alsof ik niet wil.’
‘Ben je dan niet veilig daar?’
‘Ik weet het niet, dat is het misschien wel. Het is oud, en gammel. En bij die temperatuur voel je dat het ook lek is. Alles wat warm zou kunnen zijn, lekt weg, verdwijnt. Het gaat weg van mij. En dan lijkt het soms alsof het een huis met drie muren is. Je kunt een beetje uit de wind staan, soms, maar meer niet.’
‘En is het dan hier beter?’
‘Ja. Het was raar, ik kon alleen denken: ik wil daar naartoe, daar zal het stoppen.’
‘Wat? Wat zal er stoppen?’
‘Het.’
‘Het. Ik begrijp het wel, denk ik.’
‘Hier zo te liggen. Een mooie zin. Zo hier te liggen. Dat zou ook kunnen, al is het een beetje anders.’
‘Misschien wel.’
‘Zie je iets? In mij?’
‘In jou? Ja, hier en hier.’
‘Ja, hee!’
‘Ja dus.’
‘Wat dan?’
‘Dat zeg ik niet. Het is nog te vroeg.’
‘Te vroeg?’
‘Om het te zeggen. Je zult geduld moeten hebben met mij.’
‘Dat kan ik wel.’
‘Wat is er?’
‘Mijn gevoel klopte. Hier is het anders. Alleszins nu toch. Als ik recht zou staan, zou ik nu minder gebogen lopen dan in het andere huis daar. Alsof het niet hoeft hier.’
‘Dat ontroert me erg. Waarom is dit alles niet eerder gebeurd?’
‘Ik weet het niet. Misschien moet je met mij ook geduld hebben.’
‘Misschien wel. Hoor je dat? Hoor je de dansen daarin?’
‘De dansen?’
‘Ik hoorde een programma op de radio over de cellosuites. Het ging over de tweede. Die we net hoorden. En die suites zijn opgebouwd uit dansvormen, zoals de sarabande. Het was eigenlijk heel interessant. Dan merk je hoe weinig je ervan weet. Je hoort die muziek, telkens opnieuw. En het is alsof je kijkt naar de noten, alsof je ze kunt aanraken bijna. Maar die dansen. Ik schaamde me een beetje, toen ik dat allemaal hoorde.’
‘Waarom dan?’
‘Dat dat misschien ook met mensen zo zou kunnen zijn. Dat ik iemand al lang ken, en denk heel goed te kennen. Om dan ineens te merken dat er nog een heel stuk is dat ik gewoon niet kende, niet gezien had, of niet kon begrijpen. En terwijl gaat de tijd voorbij. En je kunt nooit terug.’
‘Maar als je geduld moet hebben, zoals je daarnet zei, dan gaat de tijd toch ook voorbij?’
‘Ja, daar kan ik soms uren over zitten nadenken. Als een ander wat dichter bij me zou komen, zo dicht als jij nu, dan moet die door al die lagen heen. Zo voelt het toch soms. Wat je ook doet, je moet door die gestolde tijd. En je kunt dat niet echt versnellen.’
‘Ik herken het wel een beetje.’
‘Ja, maar jij bent jonger dan ik. Jij hebt nog meer tijd.’
‘Dat weet je niet, dat weet je nooit.’
‘Het is zo moeilijk, je weet dat je die ander een tijdje mee moet nemen. Om gewoon maar te kunnen beginnen aan iets. Maar tegen dat je daar bent, waar je wou komen, is er weer zoveel tijd voorbij. En misschien wil die ander tegen dan al terug weg.’
‘Misschien. En waarom zou dat alleen voor jou zo zijn?’
‘Ik denk dat soms.’
‘Heb je mij al eens goed bekeken dan?’
‘Nog niet goed genoeg, natuurlijk.’
‘Je weet wel wat ik bedoel.’
‘Weet je wat mooi zou zijn?’
‘Wat?’
‘Als het antwoord is: hier zo te liggen.’
‘Ja, stel je voor dat dat het antwoord is: hier zo te liggen. En moeten we dan kiezen of de nadruk op hier of op zo ligt?’
‘Nee, we moeten niet kiezen.’
‘Alsof we nu alleen maar nu zouden kunnen zijn. Hier, wij twee.’
‘Zo lang jij het maar warm genoeg hebt.’
‘Ja, zo lang. Zo lang.’

Geen opmerkingen: