17 januari 2013

Een kleine paniek


Hoe zit dat juist, met de herinneringen van het lichaam? Ze zijn ergens opgeslagen. Om niet te verdwijnen.

Je staat te praten met de kennis die net een zware kankerbehandeling achter de rug heeft. En je bent zo ongelooflijk blij. Omdat hij daar staat. Omdat je met hem kunt praten. Omdat je zo graag wou dat hij bij het leven kon blijven.

Misschien ben je vooral een klein beetje verlegen.

De muziek in de schouwburg heeft een wat aarzelende lichtheid. Soms even niet. Soms is het alsof ze even naar een andere plek zou kunnen gaan.

Later denk je terug aan hoe het voor jou was. Je wou dat eigenlijk niet. Je wou niet dat het verhaal terug naar jou kwam. Je wou alleen bij het verhaal van die ander zijn. Alsof je, met de muziek, met wat licht en zwaar was in die zaal, alleen daar kon blijven. Blij voor die ander, en al wie hem nabij is.

En toch komen ze even terug. Beelden van bestralingen en chemo’s. Ze moeten van ver komen. En toch.

Je gaat de nacht in. Op weg naar huis. Waarom is dit zo anders? Dit alleen over de straat lopen, in het midden. Je hoort de sneeuw kraken. Wie ben je geworden die je toen nog niet was?

Twee dagen later.

Wat is dat getril? Alsof iets in je lijf trilt? Waar komt het vandaan?

Je maakt je klaar om naar je afspraak te gaan. Ben je niet een beetje vermoeider dan anders?

In de metro kijk je naar de andere mensen.

Je bent daar waar je moet zijn voor je afspraak. Je loopt door de gang. En ineens is het daar. Ineens is het alsof dat lichaam je loslaat.

Een kleine paniek. Terwijl je praat, schuiven tientallen beelden over elkaar in je hoofd. Je ziet alles wat er nu fout aan het gaan is. Ongetwijfeld. Je ziet wat er zal gebeuren straks. Wat de volgende stappen zullen zijn. Je zou iets willen controleren. Dat kan nu niet. Je zit in een gesprek. Het zal pas straks kunnen. Iets lijkt heel erg veel vermoeider dan anders.

Zou het kunnen? Dat je lichaam je weer in de steek zal laten?

Je gaat weer terug. Terug de metro. Een beetje wankel op de lange roltrap tussen al die mensen.

Je schrikt bijna. Omdat er niets was. Zo lijkt het toch. Je ziet niet wat je had gevreesd te zien.

Een rust keert langzaam terug onder je huid.

Ergens moeten ze bewaard worden. Ook onder die huid. Herinneringen. Uitgestelde angst. Het besef dat je lichaam uit je handen kan wegschuiven. Als zand. Het besef alleen is blijkbaar niet voldoende. Dat is van het hoofd. Iets heeft zich in je lichaam genesteld. Iets is niet van plan zich wat dan ook te laten dicteren door dat hoofd. Het zal gewoon komen. Op een onbewaakt moment.

Dat het vertrouwen nooit meer helemaal zal terugkomen. Dat zul je wel geleerd hebben. Wat het met je doet. Je kunt ernaar kijken. Misschien heb je dat ook geleerd. Dat je kunt kijken als naar een golf.

Zou iemand anders die trilling kunnen voelen? Zou je dat mogen vragen?

Geen opmerkingen: