11 mei 2016

Tijd voor een gedicht

Soms loop je door de stad en komt er een zin naar je toe.

Soms wacht je op een zin. Zoals je wacht, op de dingen.

Soms vraag je je af wat je zult schrijven. Je kunt dan alleen wachten op een zin.

Terwijl je door de stad loopt, denk je ineens: nu is het soms.

Tijd voor een gedicht. Dat is de zin die jou aanraakt.

Wat zou die zin willen zeggen? Misschien wel een verlangen naar thuiskomst. Een gedicht maken. Schuiven met de woorden. Wringen. Zinnen een beetje opschudden. Zinnen ontkleden. Na een tijdje voelen dat de woorden zeggen: hier ben ik, hier blijf ik. Nog even het laatste stof wegblazen. Kijken. Denken dat het horror is. Weglopen. Terugkomen. En tot je verbazing vaststellen dat die woorden een plek gemaakt hebben. Misschien weten die woorden waar je thuis is, misschien wel beter dan jij zelf. Dat verlangen dus.

Er zijn natuurlijk nog veel andere soorten verlangen, of vormen van verlangen.

Misschien is het de zon. Misschien zijn het die mooie kleurige mensen die je voorbij lopen, in diverse graden van ontkleding. Misschien zijn het de geluiden, die halve zinnen die je oppikt terwijl je voorbij loopt. Misschien zijn het die ogen die je net nog zag, en het verhaal dat ze dragen. Misschien zijn het de plots wakker wordende herinneringen bij de plek waar je net was (hier was het dat…).

Er zijn verhalen die zich zouden willen vertellen. (En als je ze van opzij zou bekijken, zou je dan zien waar de verhalen overgaan in enkel nog woorden en waar, omgekeerd, de woorden zichzelf uit handen geven aan het verhaal?)

Niet dat het gedicht trager is, maar misschien zijn de woorden het wel, in een gedicht.

Soms verlang je ernaar. Dat je traag spreekt, dat elk woord zich laat zien, van alle kanten. Dat je zou weten welke woorden je zou moeten kiezen.  Je zou misschien zelf verbaasd zijn. Ze zouden hun plaats niet moeten zoeken in de ruimte. Ze zouden zijn.

Misschien is samenvallen met jezelf een vorm van verdwijnen. Dat nulpunt. Daar zou het gedicht kunnen zijn. Het samenvallen zou het ongekende kunnen zijn, het onverwoorde, het onaangeraakte, alles wat aan die kant van de woorden is en door de woorden heen even ontwoord blijft, maar beeldloos zichtbaar wordt.

Tijd voor een gedicht dus.

En dat je dat ook wel eens zou willen zeggen aan iemand: tijd voor een gedicht. Om te horen hoe dat zou klinken.

Als een weg. Een onderweg. Dit is waar we nu zijn. Deze fase van verdwaling. En de aanvaarding ervan. Waar je handen het niet zouden kunnen klaren. Waar je alleen zou kunnen zeggen: tijd voor een gedicht.

(Andere mensen denken waarschijnlijk: tijd voor een ijsje. Dat is hun goed recht natuurlijk.)

En zo loop je verder door de stad.

In je hoofd zie je beelden die zich zouden willen samenvoegen. In je hoofd. Die beelden.

En je ziet het gedicht, dat er zou kunnen zijn. Je wilt je niet voorstellen hoe het zou zijn. Je zou het herkennen zodra je het zou zien. Zo zie je wat je niet kunt zien.

En je denkt: ik weet waar ik naar op weg ben. Heel even weet je het. Heel even is het alsof het zich laat zien. Je zou bijna iemand kunnen bellen en zeggen: ik weet het, ik kan het zien.

En zo loop je verder.

En denk je: ik heb al een titel.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Heerlijk.
Dichter bij een dichter.
Dichterbij.

Jan Mertens zei

Dankjewel Uvi