18 maart 2007

De herinnering

Soms denk ik dat een lichaam iets is als een landschap. Het kan zichzelf niet zien, maar wel herinneren. Het kan zichzelf dromen, of vermoeden, en zo ook weten.

Loop je op, in, of tussen het landschap? Het voorziene pad, tussen de velden. Wie omringt wie, en wie eindigt waar? De wind maakt geen onderscheid.

Het landschap herinnert zich wie daar ooit was. Welke woorden waar zijn gesproken. Wie wie waar en waar heeft aangeraakt. Het pad is een rimpel. Je ziet hem wel, maar je weet nooit waar hij echt begint. Je kunt hem niet ontrimpelen. De rimpel was voorbestemd. Liet op zich wachten. Liet zich ontvangen. De rimpel is niet toegevoegd aan een landschap dat zonder die rimpel meer echt, meer zichzelf zou zijn.

Wakker worden van de pijn in je rug. Niet weten hoe je je lichaam moet draaien zonder pijn. Er is iets kwijt dat hier zou moeten zijn. Verloren is te weg. Kwijt is op dit moment even afwezig, maar je weet dat het ergens is. Maar waar. Ook al ben je in het landschap, je bent het kwijt. En het verlangen naar terugkeer is niet genoeg. Je vertrouwt op wachten. Maar dit keer zitten je hersenen enkel in je hoofd. En je droomt over huid.

Zijn er randen aan een landschap? Misschien doen we alsof ze er zijn. Voor de goede orde. Zodat we een kaart kunnen maken. Waarop staat wat waar is. Daar, maar niet daar. Zodat we namen kunnen geven. Van plekken. En wie bij wie hoort.

Zelfs niet kunnen denken aan de zee. Er is te veel ruis. Ruis is opgelegd geheugenverlies. Dan maar bewegen. De trage beweging die je ooit leerde. Het op- en ondergaan van de zon. Misschien wel aan zee, dat weet je niet. Je begint eraan, en je wacht op de beweging. Als ze komt, heeft ze aan zichzelf genoeg. Je armen en je adem, ze volgen haar. Ze kunnen niet anders dan in hetzelfde ritme vallen. Een lijn die geen begin meer heeft, nergens aarzelt.

Het landschap wil bekeken worden, dat wist ik vroeger niet. Maar niet met ogen die willen transformeren. Niet met ogen die de veronderstelde ‘waarde’ zien, maar niet de waarheid. Dat is een andere waarde. Je moet er langer voor kijken. Aan de andere kant van waar geven en krijgen verschillende woorden zijn. Het landschap hoort dat kijken als was het een spiegel.

Het lichaam herinnert zich de zon en de zee. Soms vergeet je de rituelen om wat was weer nabij te halen. Soms kun je ze niet aanraken, ook al weet je waar ze zijn. Bewegingen, woorden en stilte. Ze openen je ontkoppelde lichaam naar de bron van wat herinnerd moest worden.

Het landschap dat zichzelf zou willen beschrijven in coördinaten of natuurwetten ontglipt zichzelf, ontvlucht zichzelf. Wat te weten is, is wat verdwijnt als je het zou willen grijpen. En net daarom moet je het blijven aanraken.

Het lichaam herinnert zichzelf. Het was er al voor het er was, maar kan er alleen maar zijn omdat het er is. Zoals eeuwigheid niet zonder tijd kan. Misschien zegt dat iets over pijn.

Het duurt altijd even voor de zee spreekt, voor de zee zich laat luisteren. De zee hoeft niets te zeggen. Er is geen rand van het water van de zee, als je goed kijkt naar wat er te horen valt.

Hoe je kunt verlangen naar herinnering. Zonder de verhalen kun je nooit hier zijn.

Geen opmerkingen: