13 maart 2007

Gelukkige verjaardag Julia


Gisteren was het haar verjaardag. Ze zou nu 104 geworden zijn als ze nog leefde. Ik ga gewoon door met het vieren van haar verjaardag. 104 worden zal er ook voor mij niet in zitten, maar dat geeft niet.

Ik miste haar de voorbije weken. Ik wilde haar af en toe op deze plek, waar ik nu woon. Niet alleen daar, waar ik haar kende toen ik nog klein was. Ik wilde haar graag even meenemen door de stad. Voor een trage wandeling. Met alle tijd. Heel voorzichtig uitkijken naar elke steen die verkeerd ligt op het voetpad hier of daar. En dan traag de stap zetten, terug op veilige en vaste grond.

Vandaag zag ik de zon, die me begeleidde met de trein die me naar huis bracht. De zon lachte naar mij. Alsof ze naast de trein mee liep met mij, en in mijn buurt bleef.

En ik dacht aan Julia. Dat was trouwens niet haar echte naam, maar ook dat geeft niet. Even leek het alsof ik een huis had zoals je ziet in Amerikaanse films, met zo’n ‘porch’ voor de deur, een soort voor-veranda. Waar je op een bank kunt zitten en kijken naar het leven. Het was heel lekker weer, maar nog geen zomer vandaag. Te veel zon, en zeker te veel warmte, was zeker niet aan haar besteed. En toch zag ik ons daar zitten, op die bank. Misschien stond de bank wel gewoon in mijn straat, voor mijn huis, maar daar zaten we.

Alle tijd van de wereld zouden we hebben. En daar zitten, alsof het zo moest zijn. We hadden een tafeltje met een schaal met koekjes. Zij kon koekjes steeds met zorg opeten. Er eerst even naar kijken, en dan behoedzaam in haar mond laten schuiven. Met licht onschuldige ogen.

Heel lang zwijgen. Mijn arm tegen de hare. Al die tijd zouden de dingen zijn zoals ze moeten zijn. Al die tijd zou er iets in balans zijn. En je zou je niet hoeven af te vragen of en wanneer dit moment weer voorbij zou zijn.

En traag praten tussen de volle stiltes. Ik zou haar helemaal bijpraten. Alle verhalen van de voorbije jaren. Ze zou me aankijken, een beetje bezorgd, een beetje vragend. En ik zou weten dat ze alle verhalen die ik zou vertellen al kende. Maar dat zou niet geven. Het vertellen zou genoeg zijn, en het zou altijd genoeg blijven.

En ik zou haar vragen om te vertellen. Misschien zou het over vroeger zijn. Ze zou me zeggen dat ze aan het einde van haar leven leven genoeg had. Dat er geen verhalen meer moesten bij komen. De mijne wilde ze altijd nog wel.

Ze zou me niets vragen over de kinderen. Ik zou het zien, en zij zou het zien. Dat was voldoende antwoord. Misschien zou ik iets zeggen over de naam.

En ze zou naar mijn buik kijken. Zoals elke keer daarvoor. En ik zou zeggen: voel maar, het is allemaal in orde.

Door haar wat dunne haar zou ik naar haar kalende hoofd kijken. En we zouden glimlachen over onze gradaties van kaalheid. Ik zou vertellen over haar haren achteraan haar hoofd, die nog steeds niet wit waren.

En misschien zou het tijd zijn om aan de tafel te gaan zitten om te eten. Misschien zou ze kiezen voor iets met kip. Met beentjes die ze zou kunnen aflikken. Haar dikke duimen zouden glimmen. Maar de concentratie zou alleszins hoog zijn.

Wie had nu eigenlijk aan wie een cadeau gegeven voor een verjaardag? We zouden het antwoord nooit willen weten. Tot in de eeuwigheid.

Geen opmerkingen: