17 juli 2007

Even nadenken


Even nadenken. Dat zei ik als kind vaak als me gevraagd werd wat ik wilde eten. Je zou kunnen zeggen dat nadenken toen misschien wel een strategie was om tijd te winnen. Ik krijg het nu af en toe nog wel eens te horen als ik even aan het nadenken ben. Dat ik tijd zou willen winnen. En in veel gevallen zal dat wel kloppen. I confess, I’m guilty.

En toch. Ik verlang er vaak wel erg naar. De ruimte en de mogelijkheid om even na te denken. In een snelle wereld wordt even nadenken soms echt een vrijplaats die veroverd moet worden. Alles moet snel gaan. En alles moet op waarneembare resultaten gericht zijn. Het moet iets ‘opbrengen’. “Mooie gedachte, maar wat kan ik daarmee doen?” Dat soort dingen dus.

Nu zit ik zelf beroepshalve in een sector die volledig drijft of zou moeten drijven op ideeën. En dat heeft tijd nodig. Een beetje toch. Naarmate je ouder wordt, meer nagedacht hebt, meer gelezen hebt, en meer gezien hebt, is te snel moeten werken steeds onbevredigender. Moeilijker wordt het niet, integendeel. Je kunt sneller ‘maatwerk’ leveren. Maar je weet ook steeds beter van jezelf wanneer het niet echt goed is.

Het is als met een goed gerecht. Soms moet je de moed hebben om dat lang genoeg te laten pruttelen op het vuur. Dat willen forceren met allerlei trucjes kan even de aandacht afleiden of kan tot een goede ‘perceptie’ leiden. Maar goed is het niet. En als je eerlijk bent, dan weet je dat.

Als je een tekst moet schrijven is het niet anders. Je kunt het al een tijd voelen aankomen. Wekenlang lees je dingen in de krant, die ergens blijven hangen. Ze duiken op terwijl je van het station naar huis loopt. En je weet: nu niets opschrijven, gewoon laten bewegen. Tussendoor ga je even iets opzoeken in een boek, of op het internet. Je leest enkele zinnen. Ze voeden de opkomende honger in je hoofd. Maar je ziet ook meteen, als het goed is, dat iemand anders, en meestal heel veel iemanden anders, over datzelfde vraagstuk al veel hebben nagedacht en geschreven. Als je dat niet wilt zien, dan ga je foefelen, en dat in volle bewustzijn. Ondertussen voel je heel intuïtief dat achter de sluier in je hoofd iets begint te ontspruiten van wat je zou willen zeggen. Alsof je weet dat er achter die sluier een mooie vrouw zou kunnen zijn. Maar als je nu de sluier zou wegtrekken, zou je nooit weten wie ze is. En je begint grondig en tegelijk volkomen associatief de voorbereidingen te treffen voor het klaarmaken van de maaltijd. Je bestelt enkele nieuwe boeken. Je plukt willekeurig een pak artikelen van het net. Je weet dat je te veel zult hebben. Maar het geeft niet. Je legt alles klaar op de tafel, netjes uitgespreid, en je begint. Gretig en ingehouden tegelijk. Als een minnaar met tijd genoeg. Gulzig en sierlijk. En nadat je die hele stapel hebt gelezen wacht je. Een dag of een paar uur of een week. En dan ga je voor een leeg blad zitten. En wat er dan aan smaakrijkdom uit je stoofpotje komt, dat is het materiaal waar je mee verder gaat. Pas na de laatste punt die je zet, en als je weet dat je geen binnenwegjes hebt gebruikt (zoals “dit stuk later verder uitwerken”), pas dan kun je de sluier heel voorzichtig weghalen. En dan kun je haar in de ogen kijken, en zien wat je hoopte te zullen zien. Ze is anders dan je je had voorgesteld. Je kon je immers niets voorstellen, je kon alleen verlangen naar wat je nog niet kon zien of kennen.

En eens je, langzaam verworven, met zorgvuldige aandacht en mededogen, enkele nieuwe inzichten hebt, kun je ze daarna misschien wel snel samenvatten. Je kunt ze zelfs tot hapklare brokken kneden, als men dat zou willen. Maar het voelt dan tenminste niet als een soort intellectueel overspel. Je kunt erover vertellen, en wie je beluistert kan voelen dat wat je vertelt het residu is. Het ingedikte verhaal, dat er maar kon zijn door alle dingen die je niet kunt vertellen in die korte tijd. Luisteraar en verteller voelen zich veilig in hun honger. Hoe vaak merk je immers dat iemand geen letter meer weet dan hij of zij vertelt. Hoe lelijk dat mensen kan maken. Je ziet het aan hun ogen.

Je kunt verlangen naar de gedachte of de tekst die je in je hebt. Je weet dat die er ergens is. Maar je weet ook hoe moeilijk dat moment van waarheidsvol genot te bereiken is. Maar je weet ook hoe weinig vervulling snelle pleziertjes geven. En je wil alleen maar zeggen aan die ander: laat me nu even gewoon de hele weg gaan, op mijn tempo, en dan kun jij nog meer genieten van wat er dan zal komen.

Het is een beetje vergelijkbaar met alleen iets zeggen wanneer je iets te zeggen hebt. Het is een manier van zijn die ik me probeer aan te leren. Ik denk dan af en toe even aan mijn grootvader. Ik vermoed dat velen zullen zeggen dat hij een man van weinig woorden was. Hij keek heel veel en zei niet zoveel, maar hij had wel veel gezien. In mijn lichaam zitten waarschijnlijk meer woorden. Ze drijven me voort. Ze voeden de honger die ze zelf opwekken. Ze doen me verlangen, en geven me soms een moment van vrede. Ik zou willen dat er nog miljoenen woorden bij komen. En tegelijk verlang ik ernaar nog meer een man van weinig woorden te worden.

De woorden laten op zichzelf wachten. Als schoonheid die zich maar heel schoorvoetend geeft. Maar die je alleen maar kunt zien als je langzaam kijkt. Even nadenken dus.

Geen opmerkingen: