30 juli 2007

Laat het zijn


In de krant lees ik een stuk over de Noordpool. Of beter over de strijd om de Noordpool. Er blijken al lang geschillen te zijn over territorium. Tot waar gaat wiens grondgebied. De betrokken landen brengen al hun argumenten in stelling om zich voor te bereiden op de afwikkeling van het dispuut. In feite gaat het natuurlijk over wat er onder de Noordpool zou kunnen zitten. Welke hoeveelheden aan kostbare grondstoffen. Het cynische is dat het tot voor kort eigenlijk niet zoveel uitmaakte. Er was gewoon ijs. En dat is een beetje lastig. Maar nu door de klimaatverandering het ijs smelt, wordt het een ander verhaal. Er komen nieuwe vaarroutes, of vaarroutes komen gedurende een langere periode van het jaar vrij. En er komt zicht op mogelijk nieuwe voorraden te ontginnen grondstoffen.

Ik word hier zo moe van. Het cynisme is schokkend. Het ijs hoort daar te zijn, maar nu dreigt het te verdwijnen. En de mensen die nu al het kwijl in hun mond krijgen bij het idee van wat daar zomaar ligt te liggen, onaangeroerd, nog niet geëxploiteerd, zij zijn mee verantwoordelijk dat het zo ver is gekomen. Hier zou enige nederigheid op zijn plaats zijn. Een moment van bezinning. Maar nee, niets van dat…

Stel je voor hoe het zou zijn. Al die landen. Op een dag zeggen ze: we laten het, we komen er niet aan. Stel je voor. Te weten dat alles daar is, en toch nee zeggen. En niet vanuit een soort ascese, maar als een positieve keuze. Dat stuk van de wereld mag gewoon zichzelf zijn, of er nu ijs is of niet. We doen het niet.

De loop van de wereld lijkt soms op een wedloop naar de afgrond. In onze gulzigheid naar steeds meer, steeds sneller, lopen we hyperventilerend rond, op zoek naar voedsel dat onze honger kan stillen. Het heeft iets met een verslaving te maken, en de blinde en zelfvernietigende kant die daarbij hoort. Alsof we lopen in een kudde, en ons niet kunnen voorstellen dat er een andere werkelijkheid zou kunnen zijn dan deze. De politiek van het ‘haalbare’ gelooft in het reguleren van de wedloop. Alsof afspraken maken over hoe hard en hoe gedisciplineerd je naar beneden loopt een wezenlijk verschil zou maken. Misschien is het nuttiger om even stil te staan, en je af te vragen of dat eigenlijk wel een goed plan is, om met zijn allen die richting uit te rennen.

Als je veel honger of zin hebt, en er staat iets heel lekkers voor je neus, dan maakt dat je heel onrustig. Daarom is het bedreigend. Door het op te eten lijk je je onrust aan te pakken. Maar het helpt maar heel even. Het is gemakkelijker vooruit te kijken, om zo jezelf niet te moeten zien. Misschien heb je eigenlijk niet echt heel veel honger, maar maakt het besef dat iemand anders dat laatste potje chocomousse zou kunnen pakken wel erg zenuwachtig. Het dan toch maar zelf nemen, is het minst moeilijk, omdat je niet hoeft na te denken. Misschien is er in je hoofd een grote leegte die je denkt te kunnen vullen door de veronderstelde leegte in je buik te vullen, hoe tijdelijk ook. Misschien is het zinvoller om je af te vragen waarom je je zo leeg voelt. Misschien zal er zo sneller iets van rust en vrede in je hoofd komen.

Iets dat er gewoon is, voor zichzelf, is blijkbaar erg bedreigend. Dat blijft me fascineren. In onze westerse blik op de dingen zien we niet zomaar een bos als een wonderlijk levend organisme dat eindeloos rijk is aan betekenis. We zien al snel een hoeveelheid hout die kan ontgonnen worden, of een weg die op deze plaats zou kunnen liggen, of een hoop huizen die er in gebouwd zouden kunnen worden, of een reeks medicijnen die zouden kunnen ontwikkeld worden Maar dat het bos daar gewoon voor zichzelf zou kunnen zijn, dat is bedreigend, dat maakt onrustig. Iets is niet gewoon een stuk van de aarde, het is een hoop ‘grondstoffen’. Die moeten een finaliteit hebben, namelijk er niet meer gewoon zijn. Het idee dat iets niet ‘geëxploiteerd’ is, dat het daar gewoon ligt, maakt zenuwachtig. Het doet me soms denken aan die perverse redenering dat mooie vrouwen erom vroegen om aangerand te worden, want ze waren zo mooi, “ze vroegen er toch om?”. Waarom kunnen ze niet gewoon mooi zijn voor zichzelf? En om naar te kijken, of aan te denken, maar verder niets?

De manische rush naar de laatste nog overgebleven grondstoffen lijkt op een verstoorde begeerte, die bij wijze van spreken meer met porno dan met erotiek te maken heeft. Een mooie sensuele foto of vertelling laat ruimte voor vragen, voor verlangen, voor iets wat je in je hoofd zelf in kunt vullen. De magie ligt in het nog niet beantwoord zijn van die vragen. Het is mooier, duurt langer, en geeft een ander soort rust.

Stel je voor dat de grote mogendheden de koek van de Noordpool niet gaan verdelen. Stel je voor dat ze niet alleen een niet-aanvalspact maken, maar zelfs een verdrag tot oprichting van een machtsvrije ruimte. Dat ze zouden zeggen dat ze ervoor zullen zorgen dat de klimaatverandering wordt omgedraaid, dat het ijs terug komt, dat de ijsbeer rustig verder kan leven, dat er geen expedities komen van mensen die hun vlag willen zetten of sporen willen nalaten. Dat er alleen ijs en sneeuw is. Dat er geen kaarten worden gemaakt waar lijnen op staan om te verdelen wat van wie is. Dat de Noordpool gewoon met rust gelaten wordt. Dat zou de volle leegte zijn, een moment van verlichting. Dat ene moment waarin de tegenstellingen worden opgeheven en je de innerlijke rust kunt voelen.

Geen opmerkingen: