25 november 2007

Net voor


Het einde van de week, net voor het kantelt. Het voelt anders, als je denkt dat de overgang van de zondag naar de maandag een andere overgang is dan die van een maandag naar een dinsdag. Het is dus anders. Ritmes in de tijd. Hoe je lichaam en je gevoel van ergens te zijn kunnen wankelen als dat ritme naar de achtergrond verdwijnt. Als je alleen kunt kijken naar waar het zou kunnen zijn, zonder het te kunnen aanraken. Ik denk dat ik er meer naar verlang. Naar het eeuwige eb en vloed in de tijd. Als een trage dans. Waarbij je telkens even wacht, tussen twee bewegingen. Een moment van onbeweeglijk stil. Waar de zwaartekracht even de adem inhoudt.

Het lichaam spaart op wat zal komen en wat geweest is. Woorden en zinnen worden voorbereid. Voor wat zal gezegd worden. Het is alsof de woorden zichzelf blijven verplaatsen, als in die schuifraampjes die je als kind had, met die lettertjes die je in de juiste volgorde moest schuiven. (Het lukt me beter met de woorden denk ik.) Je lichaam kijkt toe hoe de zinnen zichzelf vinden, in onrust of verwachting. En het heeft zijn tijd nodig. Het lichaam moet wachten. En dan is er het voorbereide moment. En de woorden en de zinnen zijn er. Rustig, bijna als grote kiezelstenen die door de zee zijn gevormd. Er lijkt alleen rust. En pas zoveel later, in de volgende nacht, zodra het laatste licht uit is, begint de afronding. Het lichaam moet nogmaals wachten. Tot de slinger zijn rustpunt bereikt. Pas daarna kun je ademen alsof je enkel de zee bent.

Het kleine meisje heeft gouden schoenen. Waarom, vraag ik haar. De bomen. Daar ligt het aan. De bomen. Met haar mama heeft ze bomen geplant. En toen moest ze dus andere schoenen aan doen. En na het planten van bomen kun je alleen gouden schoenen aan doen. Wie zou er aan die logica kunnen twijfelen?

Elke morgen steek ik diezelfde straat over. Net voor ik op het werk aan kom. Niet bang zijn is het enige wat helpt om niet bang te zijn. Auto’s en vrachtwagens en bussen gooien zich de straat in of willen ze op volle snelheid uit rijden om net een stukje verder meteen goed te staan. De bestuurders licht vermanend recht in de ogen kijken tot ze stoppen, je leert het na een tijdje. Maar het went nooit. Het simpele feit van mijn bestaan als een niet door een metalen doos op wielen omringd wezen lijkt een aanklacht tegen hun veronderstelde recht op een gaspedaal. Dat zie ik althans in hun ogen. Ik probeer met een vorm van waardigheid de straat over te steken. Alsof er zo, heel even, voor enkele seconden een andere kleur dan dit voorthollende grijs zou zijn. Net als ik aan de rand ben, van waar het oversteken kan beginnen, zie ik hen. De twee kindjes. Een jongetje en een meisje. Lachend komen ze hand in hand aan stappen. Deze plek, deze hele omgeving, met al het lawaai en het razende verkeer, lijkt te schuldig voor zoveel kleur in die twee kleine mensen. Ik stap de straat op, rek me uit tot mijn grootste zelf, en loop naast hen. Tot ik zeker weet dat ze helemaal veilig over zijn. Ze lopen rustig lachend verder. Alsof er niets gebeurd is. Ik kijk hen na, en sta te trillen op mijn benen. Zou er een manier zijn om me te verwittigen, elke dag weer, zodat ik hier kan staan, net op het moment dat zij er zijn? Een eeuwigheid lang. Tot ze groot genoeg zijn om mij bij de arm te nemen als ik te oud ben om alleen veilig de straat over te steken.

De mevrouw aan de kassa vertelt aan de mevrouw voor mij over de behandeling van haar nagels. Ze zijn lang, en er is een kleur op aangebracht. Dat schijnt een speciale techniek te zijn. En er zijn speciale nagelcentra waar al die dingen gebeuren. Het zijn haar echte nagels. Ze gaat er nu een andere kleur op laten zetten. Terwijl ik sta te wachten vraag ik me af of ik nu voor mijn scheermesje van die dingen met drie of toch met twee mesjes nodig heb. Eigenlijk drie. Waarom heb ik dan twee vast? Teruggaan wil ik eigenlijk niet. Dan maar twee. Maar misschien haal ik dan de vrijdag niet, met mesjes die nog scheren. In het weekend mogen de haartjes alleszins even hun ding doen. Zomaar los, in de vrije wereld. Terwijl vertelt die mevrouw nog steeds over haar nagels. Ik bedenk dat ze een vastpakbaarheidstest zouden moeten invoeren. Stel je voor dat je in relatief ontklede vorm voor zo’n vrouw staat, klaar om over te gaan tot de volgende etappe in de intermenselijke toenadering. Ze neemt je vast, en je voelt hoe die nagels zich een weg boren in je rug. Aan andere, meer kwetsbare delen van je lichaam durf je niet eens denken. Ze zouden bij mensen een certificaat kunnen voegen dat garandeert dat je veilig kunt knuffelen. Gaten in je rug mogen er alleen in gelikt worden, een tong is al scherp genoeg. De mevrouw aan de kassa is eindelijk klaar met de andere mevrouw. Tijd voor mijn scheermesjes. Of ik een zakje wil? Nee dat hoeft niet. Terwijl ik buiten stap bedenk ik nog even dat die mevrouw zeker wel zo’n superminuscule gsm zal hebben. Met zo’n nagels kun je toch nooit sms’en? Misschien doet ze het met haar tanden of zo, wie weet? Honderd meter verder staan twee verrukkelijke, geheel uit organische materialen opgetrokken mooie vrouwen met een bord te zwaaien: GRATIS KNUFFELS. Zou ik toch niet even van de fiets stappen? Een mens moet toch wat…

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
Je zet de dweil neer en de emmer aan de kant.
.
Je hebt je zolder wat afgestoft en je klikt je venster op je virtuele wereld open ...
en dan lees je dit.
.
Ik vraag me af of ik lang genoeg gewacht heb
om wat ik nu ga schrijven,
te schrijven ...
.
Nog even dus...
.
Dit is toch wel het heerlijkste Blog waar ik op leesbezoek ga.
.
Een ander zit te sabbelen op z'n potlood, te wachten tot 'het ' komt ... en deze blauwe ridder stapelt zowaar de verhalen op elkaar ...
.

Jan,
je moet dringend Dewulf lezen. Loerhoek.
Of liever niet.
Je zou dan kunnen gaan twijfelen...
.

Schrijf je gewoon leeg ...
.

PS.
Geschreven alsof ik nog aan het kuisen was ... Dàt kan ook beter.
.