09 december 2007

Een berg


In de krant lees ik een mooi interview met een jonge theatermaakster. Misschien is het het feit dat ze ‘de dochter van’ is, misschien is het de fascinerende foto, misschien is het het aangekondigde onderwerp van het gesprek. Ik wil het alleszins lezen. Ik herinner me nog goed de vader. Hoe hij op het podium stond. Met zijn koffer met de poppen. Ik zat op de eerste rij. Later zag ik in het echt de plek waar hij woont, teruggetrokken als een soort kluizenaar, met ook zijn koffer. Ik herinner me nog een prachtig gesprek met hem op de radio. Over hoe de dingen nu voor hem zijn. Verstillend.

Met schroom lezen. Misschien kun je dat wel. Met evenveel schroom denken: met haar zou ik wel eens willen praten. Zodat je het tempo van de zinnen kunt horen. En de kleur van de stem. Zien hoe de ogen bewegen. Voelen waar er onrust is, en waar een aarzelende overtuiging. Het is goed om aan deze kant van die schroom te blijven.

Mooie woorden over geloof. En over rituelen. “Daar situeert zich ons bestaan: tussen de hemel en de stoeptegel. In wat we doen, trachten we via de rituele handeling contact te maken, met hemel, of tegel.” Geloof is me niet gegeven, niet gegund misschien wel. Verbondenheid lukt nog wel. Als ik haar verhaal lees, lijkt het toch niet zo geheel anders. Een of andere grote of kleine god is niet echt aanwezig. Het gaat om “hoe de mens zich denkt te moeten verhouden tot het andere: groots, nietig, als ego, als verloren ego, zich manifesterend, opgaand in de groep”.

Ze vertelt over een scriptie die ze maakte: “Als het werkelijk zo is dat godsdienst, elke beleving of strekking daarin, handelt over liefde, over een kern of bron waar je naar terugkeert, kun je dan zomaar beweren dat er één weg is? Nee. Mijn conclusie luidde: het is onmogelijk dat er maar één weg is naar die liefde.” Daarmee verwoordt ze heel mooi wat me vaak zo dwars zit bij godsdiensten met een ‘openbaring’ van de ‘juiste en enige weg’. Hoe kan het kloppen dat je jezelf vindt, in de ware liefde, door jezelf uit te schakelen en over te leveren aan een weg die klaar ligt? Dat het kan helpen om je fundamentele angst of onrust te bezweren, dat kan ik begrijpen. Het gevoel dat je je zou kunnen overleveren aan een waarheid met een grote W, een waarheid die je aardsheid wegneemt, en daarmee ook alle twijfels. Het verlangen naar zo’n staat van verondersteld ‘opgenomen’ zijn is te begrijpen. Maar het blijft me het gevoel geven dat er in dat verlangen een nood is aan een ‘andere’ of een ‘ander’. Dat verlangen is dan een verlangen naar een vergeten.

Zou het niet mooier zijn om te verlangen naar iets dat in jezelf te vinden zou kunnen zijn? Waardoor je jezelf verbonden kunt voelen, zonder jezelf te moeten verlaten? Je zou helemaal bij een andere mens kunnen zijn, met alle aardsheid die je eigen is, met al het falen dat bij het zijn hoort, en toch tegelijk voeling houden met wat jou en die ander verbindt met iets wat ruimer is. Momenten van vrede met jezelf, van niets nodig hebben dat buiten jezelf ligt. En de liefde die daaruit zou kunnen ontstaan. Het lijkt me een heel andere weg dan de ‘leap of faith’, de sprong in het geloof volgens de enige weg, in de hoop dat je aan de andere kant de liefde zult vinden.

“Uiteindelijk gaan religie en geloof over hoe je omgaat met het feit dat de dingen anders lopen dan je hoopte, dat zaken vergankelijk zijn of vluchtig, over de vaststelling dat je zelf voorbijgaat en hoe groot de paniek is als je dit beseft.” Het moet mooi zijn te kunnen geloven dat er een god is, groot of klein, die je in zekere zin altijd vasthoudt. Bij de hand, ook al zie je dat niet. Die je kan vastnemen in haar of zijn sterke armen, en je zo kan verzekeren dat alles goed zal komen. Dat er, misschien later, misschien aan het einde van de rit, misschien ergens, een plek is waar alle dingen zijn zoals ze zouden moeten zijn.

Maar misschien kun je ook proberen te begrijpen hoe er rust kan zitten in een actief ‘niets’. Een niets dat niet leeg is, maar waar wel op een of andere manier de tegenstellingen elkaar opheffen. Het is niet ‘daar’, het is niet bij de ‘andere’, het is niet in ‘de’ waarheid of in de enige weg, het is enkel in het moment waarop alles wat je voortjaagt, wat je onrustig maakt, gaat liggen, zoals de wind. Stel dat je de wind volgt tot het einde. Daar moet een plek, een moment zijn, waar je even kunt blijven vooraleer er, iets verder, heel aarzelend een nieuwe wind begint. Het is een ander antwoord op de fundamentele eenzaamheid die de mens gegeven is. Het heeft niet de vertrouwde zekerheid van een god die er altijd zal zijn, die op je wacht, en op wie jij kunt wachten. Het heeft een ander soort vrede in zich. Een vrede waarin je in zekere zin niet meer moet wachten.

Die vrede is geen vorm van ontwijking of ‘gelatenheid’. Beseffen dat je een deel van de zee bent, en de zee een deel van jou is, geeft misschien een ander gevoel van tijd. Maar tegelijk ook een ander gevoel van verantwoordelijkheid. Want als de zee sterft, sterf jij ook. En er is geen ‘andere’ plek, die via die ene weg te bereiken zou zijn, die dat verlies ongedaan zou kunnen maken.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Goedenavond Jan,

Ik wip even binnen.
Tussen de soep en de patatten.

Het eerste ingrediënt heb ik al op. Het tweede staat te bakken.

Het is altijd een beetje thuis komen hier.
Vandaar ook mijn culinaire randbemerking.

Het was hier reeds druk vandaag.
Reeds 24 M/V voor mij.
En Meneer de Statistiek verwacht nog volk. 41.
Amaai, hopelijk vegen die allemaal hun voeten voor ze binnenkomen.

Laat je deur dus maar los, Jan.

De titel is 'Een berg', merk ik nu pas.
En ik hoor:
"Op ene berg bad ik alleen."

Met spijt moet ik vaststellen dat ik 'mijn geloof in een god' reeds lang verloren ben.

Verleden zondag (zijn rustdag) zapte ik toevallig tot zijn zevende dag.

Er zat daar een minzaam man.
Een missionaris die zevendertig jaar lang in Congo verbleef. Werkte wil dat zeggen.

David van Reybroeck, een vrijdenker noemt men zo iemand, sprak met warme bewondering over het werk van de missionarissen in Congo.

De enigen die daar gebleven waren. Ook als het gevaarlijk was. Is.

Zelfs als die god niet zou bestaan, wat een onmeetbare hulp gaf hij aan de Congolezen. Door het geloof in hem en de liefde voor hem van andere mensen.

Eindelijk een 'ander verhaal' dan dat van de kolonisatie.

Jan, oei mijn patatjes ...
als ik vandaag niet meer binnen spring,
tot morgen dan ...
.