23 december 2007

I'm Not There


Een film over de vele levens van Bob Dylan, zo wordt de merkwaardige film I’m Not There van Todd Haynes aangekondigd. Het is een schitterende film geworden, even verstorend en ongrijpbaar als Dylan zelf is.

Het opzet van de film is riskant, maar uiteindelijk een perfect idee: zes acteurs, waaronder een vrouw, spelen verschillende fases of verschillende aspecten uit het leven van Bob Dylan. Of uit levens van hem. Sommige stukken sluiten dicht aan bij wat er werkelijk gebeurde. Andere zijn dan weer verhalen die iets zeggen over het personage Dylan of over de wereld van zijn werk. Dat alles wordt uitgewerkt in een experimentele stijl, nooit rechtlijnig, nooit uitleggend.

Er is een zwarte jongen, die zichzelf Woody Guthrie noemt. Guthrie was een van de helden van de jonge Dylan. De jongen trekt rond, fabuleert zijn eigen afkomst bij elkaar, en zoekt ook de stervende Guthrie op in de kliniek. Er is een artiest die praat over Arthur Rimbaud. Er is een folkzanger die al snel genoeg krijgt van het gevoel gebruikt te worden voor een zaak die de zijne niet is. Hij wil geen icoon zijn, kan niet tegen het hokjesdenken in de zogenaamde tegenbeweging. Diezelfde zanger is later een born-again Christian, die als een dominee de mensen toespreekt. Er is een acteur die in een ingewikkelde relatie zit, die uiteindelijk stuk zal lopen. (Een mooie Charlotte Gainsbourg roept herinneringen op aan de pijnlijke scheiding tussen Dylan en Sara Lowndes.) Er is een outlaw die teruggetrokken leeft. Zijn naam Billy The Kid komt uit een film waarin Dylan ooit meespeelde, en waarvoor hij de soundtrack maakte. Hij lijkt ook iets weer te geven van het leven in Woodstock, waar Dylan zich jarenlang terugtrok in de tweede helft van de jaren zestig. En er is natuurlijk de zanger Jude, werkelijk verbluffend geacteerd door Cate Blanchett. Die laat het hectische, psychedelische en bijna surreële leven zien van Dylan in de periode 65-66.

Voor wie een beetje thuis is in het werk van Dylan is de film natuurlijk een waar feest. Je herkent flarden tekst in de dialogen. Sommige verhaaltjes in het verhaal zijn een weergave van een specifiek nummer (b.v. Visions of Johanna, Ballad of a Thin Man). De beelden zijn herhalingen van of reflecties over beelden die je kent uit onder meer de (ook al schitterende) documentaire No Direction Home van Martin Scorsese. Maar tegelijk ben je ook verrast door de opbouw van de film, waardoor je verbanden ziet die je nog nooit zo bedacht had.

De naam Bob Dylan wordt in de hele film niet één keer genoemd. Slechts helemaal aan het einde van de film is er een concertfragment van hem zelf. Ineens zijn echte hoofd zien werkt bijna verwarrend, wat merkwaardig is na een film waarin steeds andere acteurs fragmenten van hem weergeven. Wat is echt en wat is het niet. Misschien is dat wel een van de belangrijkste sleutels om iets te begrijpen van het werk van de kunstenaar Dylan. Bob Dylan is een kameleon, die telkens opnieuw zichzelf wil uitvinden en creëren. Hij is telkens een ander persona, die zijn eigen levensverhaal maakt, en er telkens ook weer aan ontsnapt.

Wie ooit de geweldige documentaire Don’t Look Back zag, waarin D.A. Pennebaker de eerste elektrische tournee van Dylan in 1965 door Groot-Brittannië portretteert, herkent veel in deze film. Die documentaire is wat men nu ‘reality TV’ zou noemen. Je ziet chaotische persconferenties, fans die teleurgesteld zijn dat de ‘echte’ Dylan er niet meer is, een artiest die iedereen voor de gek houdt, die de dwepende Joan Baez vernedert en die nachtenlang doorratelt op zijn schrijfmachine. De beroemde beelden van de persconferentie waar allerlei suffe of zichzelf geweldig vindende journalisten proberen vragen te stellen aan Dylan, die zij per se willen zien als een jonge ‘protestzanger’, en waar Dylan op tenenkrullende maar geniale wijze op reageert, zeggen iets over ‘echt’ en ‘niet echt’. Op dat moment, en ook in de rest van de documentaire, lijkt Dylan de rare excentriekeling, een echte punker avant la lettre, die doorheen de chaos laveert. Maar je kunt er ook zo naar kijken alsof hij de enige ‘normale’ is in het hele gezelschap. Je ziet iemand die fanatiek met zijn muziek bezig is, en worstelt met alle beelden die men van hem wil maken. Een gelijkaardige indruk krijg je ook bij het bekijken van I’m Not There. In de film zegt een van de personages op een bepaald moment iets als: hoe kun je weten wie je bent, binnen tien minuten ben je al iemand anders, en ’s avonds ben je een andere mens dan wie je ’s morgens was. En net die veranderlijkheid en meervoudigheid toelaten, zou wel eens veel ‘echter’ kunnen zijn dan toe te geven aan het verlangen om mensen te kunnen bevriezen in één beeld. Mensen willen graag de indruk hebben ze dat de ‘echte’ die of die kennen, maar willen vooral dat die ander iemand is die ze kunnen vatten.

Wie niet meteen de referenties herkent aan materiaal van Dylan, maar ook aan bekende films en regisseurs, kan even goed gefascineerd en soms gefrustreerd toekijken naar deze caleidoscopische film. De acteurs die iets vertellen over Dylan, vertellen iets over ieder van ons. De zoals gezegd erg goede Cate Blanchett verbeeldt de Dylan van 65-66. Ademloos kijk je toe naar hoe ze zijn bewegingen en ticks laat zien. Maar tegelijk laat het feit dat een vrouw dit personage speelt iets zien over het androgyne karakter van Dylan in die fase van zijn leven. Maar ook krijg je een meer universeel verhaal van een artiest die op zijn manier probeert te vernieuwen in een soms chaotische soms krankzinnige omgeving waar iedereen toekijkt en een oordeel klaar heeft.

Er is nog eindeloos veel meer te vertellen over deze film. Er zijn zoveel dingen die je niet meteen begrijpt of kunt vatten. Met de artiest Bob Dylan is het niet anders. Onvatbaar, dwars, nooit beantwoordend aan verwachtingen, steeds op zoek naar een andere versie van zichzelf. De film I’m Not There zegt mee door zijn experimentele vorm iets over die enigmatische kunstenaar, maar ook over ieder van ons.

Geen opmerkingen: