02 december 2007

En buiten de wind


En buiten is er alleen maar wind. Het maakt mijn lichaam binnen onrustig. In de categorie ‘wat zou je willen bereiken in het leven?’ zou dat mooi zijn. In volstrekte rust en vrede zijn terwijl het buiten stormt. Misschien is zelfs het woord ‘bereiken’ verkeerd. Het idee dat je van hier naar daar moet gaan, dat je er nu nog niet bent, en dat je pas jezelf zult zijn als je daar bent, is merkwaardig. Het is een vorm van vooruitgangsdenken in het klein. In het boeddhisme zou men misschien zeggen dat het een vorm van begeerte is die net daardoor zorgt voor onrust. Misschien is de weg naar jezelf niet een weg die van hier naar daar gaat, en waarop je kunt zien hoeveel kilometer je nog moet afleggen. Misschien is het meer iets als dingen van je afleggen, als kledingstukken die je laat weg glijden. Het is een vorm van oefenen waarschijnlijk. Soms lukt het, en soms niet. Voorlopig lijkt het me eenvoudiger de volle leegte te bereiken als het niet te hard waait buiten.

Soms lijkt er iets te zijn dat ervoor zorgt dat de dingen gebeuren. In enkele dagen lijken ineens zoveel dingen samen te komen die er daarvoor niet waren. Misschien waren ze enkel aan het wachten. Op enkele dagen zie je ineens zoveel mensen dat het bijna afgesproken lijkt. Ineens praat je en zeg je dingen die moesten gezegd worden, en ineens zie je hoe mooi die mensen zijn. Alsof je hoofd tegenover de wind gedraaid is. Op andere momenten kun je eindeloos wachten op wat zich nu ineens kan aandienen.

Terwijl de wind waait, lees ik het prachtige essay ‘Wat blijft’, van Patricia de Martelaere. Waarom zag ik dit boekje deze week in de winkel en wist ik dat ik het mee moest nemen? Was het enkel de titel? Waar kwam het verhaal vandaan dat ik gisteren maakte over het ik dat cirkelt tussen verhalen? Hoe komt het dat dit essay diezelfde vragen breed en diep uitwerkt? Misschien moest het deze week zo zijn. Misschien is het een vorm van aandacht.

Het landschap van je hoofd bevat vele lagen. Een ervan is de muziek. Bij het ontbijt hoor ik op de radio de eerste partita voor klavier van Bach. Ademloos sta ik te luisteren. Het was alsof ik zat te wachten op deze muziek, die nu zomaar naar me toekomt.

Andere muziek zit al enkele dagen in mijn hoofd. Ik luisterde er vaak naar, keer op keer, op deze zelfde plek. In de krant zag ik eerder deze week een heel artikel over de literaire achtergrond van dit lied: Mercy Street. Water en zee zijn aanwezig. “dreaming of mercy street/ wear your inside out/ dreaming of mercy/ in your daddy's arms again” Je kunt er traag op bewegen, tot de muziek het overneemt, en het lijkt alsof je met de boot mee het water op gaat.

Ook nog te bereiken in dit leven: gewapend zijn tegen wat stuk gaat. Ook dat zal een vorm van loslaten zijn waarschijnlijk. Dingen die stuk gaan, ze kunnen alles overhoop halen. Je zou kunnen zeggen dat het niet anders is dan de seizoenen die me op andere momenten zoveel rust geven. Misschien zou ik antwoorden dat alles wat leeft rustig mag sterven en weer tot leven komen. Maar de dingen, die moeten blijven, die mogen nooit stuk gaan. En je zou daarop kunnen antwoorden dat de dingen dus te kennen geven dat ze niet anders zijn dan de bomen daarbuiten. En ik zou antwoorden dat ik dat wel weet, maar dat het toch geweldig zou helpen, al is het maar als een tijdelijk eiland van troost, dat er dingen zouden zijn die blijven. Ik zou wijzen op de tijd die dingen maakt die hun bestemming vinden in het er niet meer zijn. Hoe fundamenteel onjuist en waardeloos dat is. Hoe elk ding alleen laat verlangen naar een ander ding. Als een eindeloze oorlog. En hoe onrustig je dat maakt. En dat in tegenstelling tot de kast die mijn grootvader maakte en die in de keuken staat. Die blijft voor de eeuwigheid. En toch ook niet. Waarom ben ik dan zo bang dat er iets aan die kast zou stuk gaan? Dingen snel repareren is misschien ook een vorm van loslaten. Daarna lijkt de tijd weer zo snel in alle rust door te gaan. Het litteken op mijn buik is even huid geworden als alle plekken daarnaast.

Vanuit het raam gezien is de lucht pikzwart. Als ik alle lichten hier uit zou doen, en wachten bij het raam, zou het anders zijn. Je zou allerlei dingen zien. En zo wil ik het wel. Als ik ’s nachts even opsta, is er altijd wel ergens licht. Altijd kan ik ergens mensen horen. Of een sirene in de verte. Je vraagt je af welke mensen uit de weg moeten getoeterd worden op dat uur van de nacht. Maar het geluid is er. En daarna wacht je in je bed op de slaap die terug zal keren. Er zijn mensen op de straat, je kunt hun stemmen horen.

Je kunt ernaar verlangen dat de wind weer gaat liggen. En er zal een moment zijn waarop dat ook zo is. De wind gaat liggen als een zachte deken. Misschien is er niet iets als een moment met en een moment zonder wind. Alleen momenten met meer of minder wind. Misschien is er niet eens een muur tussen mij en de wind. Misschien ben ik zelf de wind wel. Net als het water. En wat je moet doen om dat te beseffen.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
"een tijdelijk eiland van troost,"

.
"Wie ik ben geworden, die was ik al. Ik kan me achter niemand anders verschuilen dan mezelf."
.
Uit 'De waarnemer' van Wim Kayzer,
welbekend televisiemaker van ondermeer: 'Van de schoonheid en de troost.'

.
Welke superlatieven om je te honoreren?
Ik vind ze niet. Ik zoek ze niet.
.
Ik lees je wel.

Uvi