22 december 2007

Het handwerk

Het was de laatste werkdag van dit jaar. Gisteren. Wat was hij er weer eerder dan al die jaren tevoren. En hoe dat ook vorig jaar ook al zo leek. Tijd voor enkele kleine rituelen. Opruimen van het bureau. Alle planten nog een extra geutje water. Nog even langs alle andere bureaus, om vuile kopjes mee te nemen naar de afwasmachine. Nog even strelend langs alle plekken voor het licht uit zou gaan en de deur dicht. Er waren al veel verhalen geweest die dag. Over iemand die weggaat, en als het dan zo ver is te verlegen zijn om dat goed aan te pakken. Maar misschien was die kleine traan wel zichtbaar. Over afsluiten van het ene, om voor te bereiden voor het volgende. En wat dat met zich meebrengt. Over de ziekte die weer zo dicht bij mij heeft toegeslagen, en wat dat met mij doet. Over nadenken over de tijd die komt, en hoe die eruit zou kunnen zien. Ik had gewild dat de dag nog trager geweest was, zodat elke stap afzonderlijk had kunnen gezet worden. Elke beweging overzichtelijk en in volle aandacht. Maar ondanks dat was de melancholie dicht genoeg om niet meer weg te gaan.

Het was het kerende seizoen, dat net het beste moment had uitgekozen. Hoe het werkt zal ik wel nooit weten, maar het neemt steeds weer bezit van mij. Herleid tot een week deel. Doorwaadbaar. Bij mogelijke aanraking tot breekbare dingen in staat. En het was goed zo.

De leegte was meer uitgespreid op het perron dan anders. Zovelen waren al weg vermoedde ik. Een lege wagon. Alleen onderweg. Nog niet eens bij de eerste halte overviel het me al. Het zouden de woorden zijn die het later goed maakten.

Stel je voor dat je zou kunnen kiezen. Het binnenrijden van een station. Het staan op een perron. Te wachten. Je kunt hen allemaal nauwkeurig bekijken, als de trein maar traag genoeg rijdt. Stel dat je zou kunnen kiezen. Vandaag, op deze koude vrijdag mag jij hier naast me komen zitten. Tot zolang het duurt. Tot het weer voorbij is.

Het waren dus de woorden. Vanaf net voorbij de derde halte. De vrouwenstem die aankondigde waar de trein naartoe zou gaan. Hoe geruststellend het steeds weer is te horen dat de trein die je nam, de trein is die je wilde nemen. Maar er was meer. Hoe mooi die stem. Ze verplaatste zich langs mijn wervels. En ineens was ik niet meer alleen. Toen ik haar later zag, wou ik haar zeggen: “Mevrouw, u heeft een mooie stem.” Bijna had ik het gedaan. Misschien doe ik het de volgende keer. Het eerste goede voornemen voor het nieuwe jaar.

Maar ook de woorden op papier. Het interview met de schrijver in de krant. Met die ene zin, waarvan ik meteen wist dat die zou blijven hangen: “Als we slechts een klein deel kunnen leven van wat er in ons zit, wat gebeurt er dan met de rest?” Meteen daarna een andere zin: “Het leven is niet het leven dat we leven, maar het leven dat we ons voorstellen te leven.”

De rest. Wat met de rest? Er zijn dagen dat het antwoord op die vraag bijna onbelangrijk lijkt. Alle dingen zijn min of meer goed. Je bent een aanvaardbare versie van jezelf. Je lijkt rustig mee te drijven met de rivier. En er zijn ook andere dagen. Dan zou die vraag beter niet gesteld worden. Het is dan alsof je strompelt over je eigen zwaartekracht. Treurnis over alle wegen die niet werden genomen is misschien zelfs niet eens aan de orde. Al kunnen de beelden van het andere leven dat daar zou zijn geweest even hun plaats opeisen. Voor ze weer weggaan. Denken aan alles wat je niet hebt, is moeilijk, maar toch gemakkelijker. Denken aan het leven dat in je zat, de naakte weerspiegeling van wie je had kunnen zijn, niet in termen van wat de anderen denken of willen, maar van een vorm van zijn, dat is wat anders.

De schrijver zegt over zijn roman: “Het fundamentele onderwerp van de roman is: hoe beschermen we onszelf, onze identiteit, onze vrijheid, ja, ons geluk tegenover de verwachtingen van de anderen?” Vrijheid dus. De schrijver zegt: “Al mijn boeken hebben te maken met de bijdrage van de verbeelding aan je vrijheid.” Het gevoel over het leven zou voor een groot deel bestaan uit wat we fantaseren. Schrijvers zijn ervaren dagdromers. “Het handwerk van de vrijheid bestaat eruit dat je moet uitvissen in hoeverre je je dagdromen kunt realiseren. Dan komt het aan op zelfkennis en zelfonderzoek, op het ontdekken van jezelf. Daar je verbeelding op loslaten.”

De woorden omringden me met warmte. Op een koude avond. Als een vrijgeleide.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
"
Vandaag, op deze koude vrijdag mag jij hier naast me komen zitten. Tot zolang het duurt. Tot het weer voorbij is.
"

Dank je Jan, zo kén ik je.
Ik zet me wel dicht bij het raam.
Zodat ik je beter kan lezen.
Spiegelend in de weiden die voorbij rijden.

In dit lege coupé, herken ik je meteen. Weer.
Dit is Jan.

Ik heb je nooit gezien, gehoord ...
maar ik lees je met handen en voeten.

Dag Jan.


Uvi

.