Wat kan er gebeuren op een plek waar niets gebeurt, waar mensen alleen maar leven, niets meer? Wat blijft er ongezegd wanneer alles vastligt, in wat een eeuwenoude orde lijkt? Wat weten we van elkaar? Het zijn vragen die aan bod zouden kunnen komen in de erg mooie novelle Andermans huis van de Italiaanse schrijver Silvio d’Arzo. Het zijn vragen die onder het oppervlak bewegen, en die pas na het lezen van dit boek door je hoofd beginnen te gaan.
Plaats van het gebeuren: Montelice, een klein gehucht in de Apennijnen, net na de Tweede Wereldoorlog. Het leven verloopt er volgens vaste patronen, zoals het al heel lang gebeurt. Mensen hoeden hun geiten, maken eten, krijgen kinderen, sterven, in een nimmer eindigende cyclus, zo lijkt het wel. De oude dorpspastoor bekijkt het hele gebeuren al meer dan dertig jaar, en nog nooit gebeurde er iets bijzonders. Hij is eraan gewend, net als aan de rol van spil die hij vervult in het kleine dorpsleven. Een beetje onwillig weliswaar, maar het geeft hem (onbewust) ook een vorm van veiligheid. ‘Nieuwe’ mensen, die van de stad komen, denken al snel dat ze veel zullen kunnen doen, maar hij weet beter.
Tot op een dag een oude vrouw, Zelinda, opduikt in het dorpje. Elke dag komt ze samen met haar geit naar de rivier, om daar kleren te wassen voor de dorpelingen, en darmen voor de slager. En elke avond keert ze weer terug. Op een of andere manier verstoort ze de orde van de kleine gemeenschap, alleszins in het hoofd van de pastoor. Ze komt en gaat, zonder zich bij hem te melden. Tot ze op een dag bij hem komt met een moeilijke vraag waarop ze een antwoord wil. De vraag brengt de pastoor in de war, en hij is zeker dat de vrouw eigenlijk een andere vraag had willen stellen. De pastoor raakt steeds meer geïntrigeerd door de vrouw, en zoekt toenadering. Tot de werkelijke vraag duidelijk wordt, en het verhaal zijn afloop kent.
Op een bijzonder subtiele en sobere manier weet de auteur een bijzondere spanning op te wekken in dit boek. Als lezer krijg je een beeld van het vaak harde leven in zo’n kleine gemeenschap, nog meer tussen dan op de regels.
Wat je door de ogen van de pastoor te weten komt over het leven van Zelinda is hard. Ze houdt zich staande, maar is erg lucide over haar lot in deze wereld. Ze confronteert de pastoor door wie ze is, en door de vragen die ze hem stelt, met zijn eigen vastgeroeste zijn.
Cynisch en verward ziet hij hoe ze het dorp binnenkomt, en zich blijkbaar niet spontaan schikt naar de orde der dingen, en de rol die hij daarin speelt. Niet dat hij zichzelf als zo groots ziet, maar het fascineert hem. Hij zegt en denkt dingen die hem uit zijn voorspelbare rol doen vallen. En hij voelt zich tot haar aangetrokken. De pastoor krijgt via Zelinda een existentiële vraag voorgeschoteld, waarop hij geen antwoord blijkt te kunnen geven. Hoewel hij het voor zichzelf niet zo zal benoemen, faalt hij. In het besef van haar eigen tragiek lijkt Zelinda de leegte van het bestaan beter te begrijpen dan hij. De band die de pastoor niet met de vrouw kan maken, zou hem misschien verbonden hebben met een ander leven, een leven van mogelijkheden. Maar het moment gaat voorbij, en hij kan enkel nog toekijken. Iets is te groot voor hem.
“En nu was het voorbij. Er was iets gebeurd, één keer, en nu was alles voorbij. Maar ik voelde niet eens verdriet, en ook geen spijt of weemoed of iets dergelijks. Ik voelde alleen een grote leegte in me, alsof me nu niets meer kon gebeuren. Niets tot aan het einde der tijden. Ik ijsbeerde door de kamer waar ze me die eerste keer die onzin had verteld. Ik verlegde een boek, verlegde het nog een keer, en sloeg toen zomaar tegen een ruit. Ik zou me nu zelfs door een kind bij de hand laten nemen. Een malle oude vrouw, een malle pastoor, al met al een mal verhaal van niks.”
Met Andermans huis heeft Silvio d’Arzo, die reeds op 32-jarige leeftijd overleed aan leukemie, een sober verhaal gemaakt, dat uitblinkt in een soort ‘harde poëzie’. Veel wordt gesuggereerd, veel wordt niet gezegd. De pastoor, door wiens ogen het verhaal wordt verteld, probeert een zekere veilige afstand aan te houden tegenover de dingen, maar laat zo enkel zijn eigen verwarrende onmacht zien. En hoewel er ogenschijnlijk nauwelijks iets gebeurt in dit boek, wil je blijven lezen, alsof het een spannend verhaal was. In eerste instantie lijkt het verhaal even onbewogen als het gecodeerde bestaan in dit bergdorp. Maar als je het daarna opnieuw leest, zie je hoe knap de auteur de tekst opbouwt, en hoe hard de woorden eigenlijk zijn, ook al klinken ze zacht.
In nauwelijks negentig bladzijden wordt hier een verhaal verteld over het menselijk tekort, en de stille tragiek van het leven. Alles vindt plaats net onder het wateroppervlak. Maar het blijft nog lang nazinderen. Een heel erg mooi boek.
Plaats van het gebeuren: Montelice, een klein gehucht in de Apennijnen, net na de Tweede Wereldoorlog. Het leven verloopt er volgens vaste patronen, zoals het al heel lang gebeurt. Mensen hoeden hun geiten, maken eten, krijgen kinderen, sterven, in een nimmer eindigende cyclus, zo lijkt het wel. De oude dorpspastoor bekijkt het hele gebeuren al meer dan dertig jaar, en nog nooit gebeurde er iets bijzonders. Hij is eraan gewend, net als aan de rol van spil die hij vervult in het kleine dorpsleven. Een beetje onwillig weliswaar, maar het geeft hem (onbewust) ook een vorm van veiligheid. ‘Nieuwe’ mensen, die van de stad komen, denken al snel dat ze veel zullen kunnen doen, maar hij weet beter.
Tot op een dag een oude vrouw, Zelinda, opduikt in het dorpje. Elke dag komt ze samen met haar geit naar de rivier, om daar kleren te wassen voor de dorpelingen, en darmen voor de slager. En elke avond keert ze weer terug. Op een of andere manier verstoort ze de orde van de kleine gemeenschap, alleszins in het hoofd van de pastoor. Ze komt en gaat, zonder zich bij hem te melden. Tot ze op een dag bij hem komt met een moeilijke vraag waarop ze een antwoord wil. De vraag brengt de pastoor in de war, en hij is zeker dat de vrouw eigenlijk een andere vraag had willen stellen. De pastoor raakt steeds meer geïntrigeerd door de vrouw, en zoekt toenadering. Tot de werkelijke vraag duidelijk wordt, en het verhaal zijn afloop kent.
Op een bijzonder subtiele en sobere manier weet de auteur een bijzondere spanning op te wekken in dit boek. Als lezer krijg je een beeld van het vaak harde leven in zo’n kleine gemeenschap, nog meer tussen dan op de regels.
Wat je door de ogen van de pastoor te weten komt over het leven van Zelinda is hard. Ze houdt zich staande, maar is erg lucide over haar lot in deze wereld. Ze confronteert de pastoor door wie ze is, en door de vragen die ze hem stelt, met zijn eigen vastgeroeste zijn.
Cynisch en verward ziet hij hoe ze het dorp binnenkomt, en zich blijkbaar niet spontaan schikt naar de orde der dingen, en de rol die hij daarin speelt. Niet dat hij zichzelf als zo groots ziet, maar het fascineert hem. Hij zegt en denkt dingen die hem uit zijn voorspelbare rol doen vallen. En hij voelt zich tot haar aangetrokken. De pastoor krijgt via Zelinda een existentiële vraag voorgeschoteld, waarop hij geen antwoord blijkt te kunnen geven. Hoewel hij het voor zichzelf niet zo zal benoemen, faalt hij. In het besef van haar eigen tragiek lijkt Zelinda de leegte van het bestaan beter te begrijpen dan hij. De band die de pastoor niet met de vrouw kan maken, zou hem misschien verbonden hebben met een ander leven, een leven van mogelijkheden. Maar het moment gaat voorbij, en hij kan enkel nog toekijken. Iets is te groot voor hem.
“En nu was het voorbij. Er was iets gebeurd, één keer, en nu was alles voorbij. Maar ik voelde niet eens verdriet, en ook geen spijt of weemoed of iets dergelijks. Ik voelde alleen een grote leegte in me, alsof me nu niets meer kon gebeuren. Niets tot aan het einde der tijden. Ik ijsbeerde door de kamer waar ze me die eerste keer die onzin had verteld. Ik verlegde een boek, verlegde het nog een keer, en sloeg toen zomaar tegen een ruit. Ik zou me nu zelfs door een kind bij de hand laten nemen. Een malle oude vrouw, een malle pastoor, al met al een mal verhaal van niks.”
Met Andermans huis heeft Silvio d’Arzo, die reeds op 32-jarige leeftijd overleed aan leukemie, een sober verhaal gemaakt, dat uitblinkt in een soort ‘harde poëzie’. Veel wordt gesuggereerd, veel wordt niet gezegd. De pastoor, door wiens ogen het verhaal wordt verteld, probeert een zekere veilige afstand aan te houden tegenover de dingen, maar laat zo enkel zijn eigen verwarrende onmacht zien. En hoewel er ogenschijnlijk nauwelijks iets gebeurt in dit boek, wil je blijven lezen, alsof het een spannend verhaal was. In eerste instantie lijkt het verhaal even onbewogen als het gecodeerde bestaan in dit bergdorp. Maar als je het daarna opnieuw leest, zie je hoe knap de auteur de tekst opbouwt, en hoe hard de woorden eigenlijk zijn, ook al klinken ze zacht.
In nauwelijks negentig bladzijden wordt hier een verhaal verteld over het menselijk tekort, en de stille tragiek van het leven. Alles vindt plaats net onder het wateroppervlak. Maar het blijft nog lang nazinderen. Een heel erg mooi boek.
1 opmerking:
;
Ooit was dit mijn huis.
M'n tweede huid.
Nu is het 'Andermans huis'.
Dat van mijn kind en haar kinderen.
Maar, hallelujah,
het is één week grote vakantie.
Weer helemaal alleen.
En toch trek ik naar zolder, merk ik.
Daar ligt m'n huis samengeperst
tot een 'madurodam'.
Maar stilaan voelt het aan als m'n huid.
Eindelijk terug thuis in eigen huis.
Op zolder.
Zalig Pasen, Jan!
.
Een reactie posten