02 april 2009

Tragisch hedonisme


Ter voorbereiding van een interview door een goede vriendin zat ik nog eens te bladeren in wat boeken van de Nederlandse antropoloog en filosoof Ton Lemaire. Het is een heel bijzondere man, die een grote invloed op me heeft gehad. Zijn teksten moet je voldoende traag lezen. Ze zijn ernstig, in de goede zin van het woord. Het doet deugd zijn goed onderbouwde gedachten te lezen. Ze zijn duidelijk, en tegelijk erg genuanceerd en vol twijfel. Ze zijn moedig, omdat hij door durft denken, en niet stopt waar de angst in het hoofd kan komen. Ze zijn tegelijk warm en betrokken, en ook eenzaam. Frivool kun je zijn woorden niet noemen. Als je ze leest, lijken ze steeds met zachte stem uitgesproken. Bedachtzaam en rustig, eerlijk, en zonder machtsargumenten. En tussen de woorden voel je ook vaak verdriet en onmacht, naast oprechte verbondenheid met de natuur en de aarde.

In het boek ‘Met open zinnen’ (2002) vat hij zijn levensvisie in een reeks hoofdstukken samen. Zijn houding, in een wereld die zichzelf naar de zelfvernietiging lijkt te leiden, omschrijft hij als ‘tragisch hedonisme’, een vorm van radicaal illusieloos leven, en toch genieten van alle mooie dingen die zich voor kunnen doen, al is het maar voor even. Een langer citaat: “In dit perspectief gezien is de gewoonlijke tegenstelling tussen optimisme en pessimisme nogal oppervlakkig. Men kan tegelijk hartstochtelijk van het leven houden en ook lijden onder zijn tragiek; er is een lyrische instemming met de aarde mogelijk die niettemin de melancholische bodem van het leven aanvaardt. Een werkelijke levenskunst staat voor beide open omdat ze beseft dat een ontkenning van de melancholische kant van het bestaan ons zou afsnijden van zijn kern. Dit gevoel voor de droefgeestige diepte van de werkelijkheid erkent ten volle dat alle leven een donkere schaduw heeft waarin het zich als het ware tegen zichzelf keert. Voor dit gevoel bestaat geen remedie en geen troost, te meer niet sinds de hemel leeg is geworden en de vooruitgang hol. Noch het geloof in een transcendente God noch het vertrouwen in een uiteindelijke zin van de geschiedenis brengt voortaan de stem van deze verborgen demon tot zwijgen. We moeten dus leven met een verlangen naar het absolute waarvoor geen vervulling bestaat.”

Er is veel moed nodig voor deze vorm van illusieloos leven die het tegenovergestelde van cynisch is. Kijken naar de aarde die zo mooi is, en ook zien hoe ze beschadigd wordt, hoe ze pijn heeft, en niet wegvluchten van het diepe verdriet dat dat veroorzaakt. Een spirituele band voelen en ontwikkelen met de natuur, het landschap en de plekken. Je verbonden voelen met de ‘geesten’ van een plek, en je zo weer wat wortelen in een ontwortelde wereld. En toch nooit toegeven aan de verleiding van een of andere ultieme waarheid. De mogelijkheid dat het allemaal fout zou kunnen gaan niet wegredeneren maar in alle helderheid toelaten. Volstrekt naakt en kwetsbaar in waarheid proberen te leven, en de eenzaamheid die daarbij hoort niet vermijden. En er uiteindelijk voor kiezen om met ‘open zinnen’ te leven. Voor “het samengaan van het esthetische, spirituele en ecologische in een andere, poëtische omgang met de wereld”.

Het is een houding waaraan erg veel intellectueel geworstel aan vooraf moet zijn gegaan. Het is een houding die ook geen definitieve rust geeft, maar veeleer in een positief beleefde onrust een weg zoekt.

Wie betrokken is op de wereld, zal vroeg of laat ook met deze vragen geconfronteerd worden. Wie met een open geest probeert te kijken naar de manier waarop we de aarde uitputten, naar natuurvernietiging die wordt aangericht, die krijgt het al snel moeilijk. Het kan je allemaal overvallen, en verlammen. Een voor de hand liggend antwoord is wegvluchten in overdreven activisme (“als ik maar 34 acties organiseer, en 27 persberichten verstuur ben ik goed bezig”), in zelfbegoocheling (“het zal allemaal zo erg wel niet zijn, en trouwens, we moeten vooruit”) of in cynisme (“wat maakt het allemaal uit, alles is al om zeep, niets is van waarde, dus kun je evengoed gaan feesten”). Het zijn drie strategieën die telkens proberen het verdriet te omzeilen. Het diepe verdriet dat je kunt voelen omdat zoveel schoonheid, zoveel leven teloorgaat. En de grote angst die dat verdriet in je lichaam teweeg kan brengen.

Niets doen is geen optie. Maar het besef dat alles wat je doet om een vorm van verlies die je als onrechtvaardig en onrechtmatig ervaart te keren misschien wel eens niet genoeg zal zijn, is moeilijk. Het is niet gemakkelijk dat wie zich inzet, en zich zo ook kwetsbaar opstelt, vaak moet antwoorden op vragen van cynische toeschouwers die zelf veilig aan de kant blijven. In je hoofd de mogelijkheid toelaten dat het echt wel fout zou kunnen gaan, en niet wegvluchten van die wervelwind die dan door je heen gaat, is niet gemakkelijk, maar op een bepaalde manier ook bevrijdend. Het verdriet dat je voelt niet maskeren of wegduwen, maar toelaten, als een vorm van melancholie, het houdt je zinnen open, en laat zo ook ruimte om even kwetsbaar ook de schoonheid van de dingen te zien en je daardoor warm te laten worden.

Soms kunnen inzichten je echt helpen. Ze helpen je niet noodzakelijk om minder eenzaam te worden, misschien wel integendeel, maar ze geven een vorm van rust in de onrust die je tegelijk ook toelaat. Wie Ton Lemaire leest, en samen met hem mee zoekt naar wat een integere houding in een mogelijk stervende wereld kan zijn, kan niet anders dan diep ontroerd worden door wat hij schrijft. Je hoeft het niet altijd eens te zijn met wat hij zegt, maar dat is niet erg. Hij schrijft helder, neemt duidelijk positie, maar doet dat steeds ook zo genuanceerd en bescheiden en twijfelend, dat je alleen maar diep respect kunt voelen. Hij nodigt je uit om traag te denken, en dat wordt soms erg zeldzaam in deze snelle wereld.

1 opmerking:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
Vluchten kan niet meer ...

.
'De tederheid' van Ton Lemaire.
Uit 1968.


Opdracht.

A une passante.

Apprenons l'art, mon coeur, d'aimer sans espérance. (Rotrou)