08 april 2009

Keelklanken



De lente rukt op in de tuin. Het is nog een rommeltje. Nog onaangeroerd na de winter, door menselijke handen dan. Dat zal ongetwijfeld een kardinale zonde zijn. Maar er is de jaarlijkse schroom. Is de tuin pas de tuin nadat er ingegrepen is? Of is de tuin, nog niet betast, even veel of nog meer tuin? Draagt de tuin een beeld in zich, of zit dat beeld enkel in hoofden van mensen, en dus mogelijk ook in het mijne? Een drempel wacht op mij, al is het een trap die afgedaald moet worden. Er moet weer gras gezaaid worden, zoals elk jaar. Anders komt het niet echt. En zodra het er is, lijkt het alsof het altijd zo was, zou je kunnen geloven. Gelukkig is er niemand die toekijkt. Zelf ga ik wel elke dag kijken. Kijken naar kleuren, nog niet getemd, of nog niet bevrijd, afhankelijk van aan welke kant je begint. Terwijl je kijkt naar het groen, kun je er nog meer naar verlangen.

Tijdens het koken nemen soms de handen van mijn grootmoeder het over. Ze zijn ook anders al bij me, ergens, maar dan duiken ze soms echt op en nemen de mijne over. De schrik om ineens te hard aan de knop van het gasfornuis te draaien. Ze had handen waarmee wortels millimetergewijs konden gesneden worden. Het betere haakwerk kwam ook uit die handen. En toch waren het handen die hun kracht niet kenden. De duim was te sterk. Een forse duim. Die niet ingetoomd kon worden bij het afdrogen van kwetsbare glazen. Soms lijken mijn handen op die duim.

Alleen die muziek kon er nu zijn. Soms weet je het zeker, en dan is er geen ontkomen aan. “If this were the last night of the world/ What would I do?/ What would I do that was different/Unless it was champagne with you?” Het hoort bij een gevoel van tien jaar geleden zou iemand kunnen zeggen. Het geeft niet.

Bestand tegen veel pijn, zouden sommigen kunnen zeggen. Het mag overal komen, het geeft niet zo. Tot ineens, al enkele dagen, een vervelend keelpijntje. En de lichte paniek die het kan veroorzaken. Hoe ineens het vertrouwen kan verdwijnen. Toch maar even langs lopen bij de apotheek. Verlegen uitleggen hoe het keelpijntje zou kunnen beschreven worden. Zij antwoordt al even verlegen. Alles zal wel netjes in de plooi vallen, zoals het al die tijd was. Innerlijke dialoog. Het is de tijd die het weer over zal nemen, en de diepe adem. Misschien moest daarom die plaat, met dat liedje nu.

Het concept teleurstelling is te ingewikkeld. Eerst alle voorafwegingen. Alles wat zou kunnen gedacht worden over anderen, zal zelf ongetwijfeld al in veelvoud gedaan en dus veroorzaakt zijn. Zonder het te weten, zonder het te beseffen, maar daarom niet minder. Al voldoende reden om niets meer te denken. En toch. Of ook: dat het gevoel er is, zou kunnen wijzen op een gebrek aan egoloos zijn. Onvolmaakt dus. Wat tot een onrechtmatig gevoel zou kunnen leiden. En toch. Toch is het moeilijk te hanteren, moeilijk te denken, en nog moeilijker uit te spreken, wanneer het zich voordoet. Misschien hoop je soms, goed gecamoufleerd, op opmerkzaamheid, op kwetsbare attentie, maar durf je niet. En je schakelt weer over. Hoe kun je hopen op dat ene moment van verbinding waarin identiteiten zijn uitgeschakeld als dat verlangen zelf een vorm van ikverlangen is? Misschien hoop je dat iets is wat het niet is of niet kan of zal zijn. Misschien hoop je dat iets wat was zou blijven, terwijl alles wat is alleen maar verandert, en terwijl wat was enkel in je hoofd zo is. Waardoor je het nog minder weet. En toch.

De mevrouw zal morgen elke plek verkennen van deze huid. Geen centimeter blijft onbekeken, min of meer. Vlekjes en vlekken. Plekken in het landschap. Dat ze het onderscheid kan zien tussen vlekken en vlekjes, al hun verschijningsvormen, en hun ware bedoelingen, het is een hele geruststelling. De vlekken mogen blijven. Ze zouden wegwijzers kunnen zijn voor verloren nomaden. Ze moeten niet weg, maar ze moeten wel blijven waar en hoe ze nu zijn. Deze huid is niet gemaakt voor te veel zon. Ze is er gewoon voor zichzelf.

Geen opmerkingen: