26 april 2009

Handen

We zijn samen voor, ja, hoe noem je dit eigenlijk? Een herdenking misschien. Samen even zijn. Iemand die ons dierbaar was, is er al vijf jaar niet meer. En daarom zijn we nu hier. Het brengt me in de war. De vorige keer toen ik dit huis binnenkwam, was het om afscheid te nemen. Het zouden zijn laatste dagen worden, en we wilden nog even bij hem zijn. Nu zijn we terug hier. Er is een concert. Zittend luisteren we naar de muzikanten. Er is een ziekte die ons verbindt. Hij is er niet meer, ik nog wel. Het went nooit… Net hier en nu kwam een ander verhaal van weer iemand. Het went nooit. Door de vrije ruimte tussen de mensen op de rij voor me kan ik me concentreren op de zangeres. Het is een manier om in het leven te verdwijnen. Maar de hele tijd zie ik zijn handen. Hij had lange smalle handen. Ze leken een beetje te trekken, alsof zijn vingers ergens naartoe wilden. Vooruit, niet uitgewaaierd. Tegengehouden door de rest van het lichaam. Later die avond laat ze het beeldje zien dat gemaakt is van zijn hand, en ze is er weer.

Als je iemand wilt leren kennen, kijk dan naar haar of zijn handen. Iemand leerde het ooit. Het zou waar kunnen zijn. Soms verrassen ze je. Je ziet iemand, probeert te vatten wie het zou kunnen zijn. Tot je naar de handen kijkt. Even lijken ze niet te kloppen, tot je ziet dat zij de sleutel zijn. Ze kunnen bijna alles zeggen.

De handen van mijn grootvader. Ze zullen er altijd zijn. Ze hadden een beetje overschot. Net als zijn ring, die te groot en dun geworden was. De ring moest altijd uit, want te gevaarlijk in de buurt van machines. De handen hadden zich gevormd rond het hout dat door hen betast werd. Licht gehavend in de buurt van de vingertoppen. Als hij koud had, sloeg hij zich lichtjes voorover gebogen met de handen op de rug, tot ze weer warm waren. Waarom weet ik niet, maar die beweging deed me altijd lachen. Misschien door de manier waarop hij me dan aankeek, met grote ogen. Net voor hij aan zijn laatste dagen begon, werden zijn handen koud. Hij kreeg ze niet meer warm.

De leraar staat naast de jongen, en kijkt naar zijn handen. Ik heb nog nooit zo’n gave handen gezien, zegt hij. Ooit zag ik hem nog eens in een flits. Bij het hollen van het ene perron naar het andere, in de gang onder de sporen van Brussel Noord.

Ze duikt op in een droom, en vertelt me iets over handen. Kon deze schemerzone tussen slaap en zogenaamd wakker maar langer duren.

De zanger staat op het podium. Opzij aan een orgeltje, en eenmaal ook met een gitaar. Af en toe schuift hij op naar het midden. Een mondharmonica bespelend met een hand, de andere vrij. En net voor de allerlaatste nummers. De muzikanten hebben het podium verlaten, en laten op zich wachten. In het donker komen ze terug op, je kunt het horen aan het gegil op de eerste rijen. En in het halfduister komt de zanger even naar voor op het podium, om een gebaar te maken, met zijn handen. Om snel weer te verdwijnen in het licht.

Je bent grijs geworden, zegt ze. Misschien het nadeel van te lang haar. Even voelen, alsof je het zou kunnen, met de ogen in je vingers.

Soms even naar de stapel boeken gaan. Ze wachten op gelezen worden. De tijd die er niet is knaagt. Maar ze kunnen zich wel laten voelen. Je neemt ze vast, alleen maar voor het strelen. En hoe het je rustig maakt. De adem verandert, lijkt meer ruimte te krijgen.

Soms lijkt er zoveel te zijn dat door deze handen aangeraakt zou moeten worden.

Misschien is het tijd om weer naar het bos te gaan. Eerst de schroom en angst overwinnen van de eerste meters van het binnenkomen. Dieper het bos in gaan, alleen op vertrouwen. Tot je beseft dat je ongemerkt een deel geworden bent. Je adem beweegt daar ergens, drijft in en uit. En daar, aan dat laatste pad is een boom waar je even je handen op moet leggen. Daar moet je blijven staan. Daar kun je alle tranen loslaten, die er al eeuwen waren. Je voelt iets stromen onder je handen. Tot het tijd is om weer naar huis te gaan.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Handen zijn als landen.
Ze gelijken op elkaar.
Maar toch zijn ze telkens anders.

Mooi Jan.

tine heyse zei

Mijn moeder hield van handen. We plaagden haar er altijd een beetje mee. Mannen met mooie handen hadden een streepje voor bij mijn moeder.

Ik kijk ook meer en meer naar handen. Ik hou van mensen die met hun handen praten. Niet wijd gesticulerend maar zachte gebaren.