Het kleine meisje is nog maar enkele weken in deze wereld. Ze ligt te soezen in de draagband, dicht bij haar mama. Ze weet het nog niet, maar ze is al aan het weggroeien. Weg van daar. Maar even nog hoeft niemand dat te weten. Even nog kan er alleen maar dit zijn. Die warme plek waar er niets kan gebeuren. Soms ben je zelf oud en moe, voor heel even, en dan lijkt het alsof dat kind laat in de wereld is gekomen, op een grijze vrijdagnamiddag, zoals het nu is. Tot je je even verplaatst naar die draagband. En je ziet hoe het de wereld is die om je heen groeit. Het is die oude man die van je weggroeit. Alsof hij achterwaarts het bos in stapt. Je kunt het nooit weten. Tot je de adem ziet, en je naar je eigen buik kijkt. Het is de adem waarop we drijven. Misschien wel nergens heen, misschien wel nergens vandaan.
Gericht dwalen op het kerkhof. Daar ligt de vader. Daar ligt zijn vader. Daar ligt zijn moeder. Ze trekken me even de aarde in. Hier is het. Het kan zijn dat je over een weg loopt en ineens merkt dat er niemand meer naast je loopt, dat er geen land meer is naast de weg. Het kan zijn dat ze zeggen dat je naar hier moet komen. Het kan zijn dat ze helemaal niets zeggen, dat ze gewoon hier gestrand zijn. Zijn moeder is ooit ook een dochter geweest, is eigenlijk altijd een dochter gebleven. Waarom duurt het zo lang eer je dat beseft? Je zou haar kunnen zien lopen als een klein meisje aan je hand. Ze zou je aankijken met nog onwetende ogen. Zou het in jouw draagband niet veel warmer zijn dan daar in de koude grond?
Hoe je mensen ineens anders kunt zien. Lezen over de oude zanger, die al zo lang zo aanwezig is in je leven. Je bent een beetje in zijn muziek gaan wonen. Binnen enkele dagen zul je hem weer zien zingen, de onrust neemt al toe. En je leest over zijn kinderen, dochters en zonen, en over hun kinderen, en ineens is hij een opa. Wat hij al erg lang is natuurlijk, maar nooit kwam dat beeld bij je op. Ineens zal er nu een opa op dat grote podium staan. Waarom is dat zo anders dan een vader?
Ze duikt op in een droom. Ze komt naast je zitten en begint te vertellen. Alsof het gewoon is zo. Het is een plek op het grote plein. En ze vertelt maar. En je vraagt je af, in die droom zo blijkt later, of dat toch niet bijzonder is, eigenlijk. Maar het maakt niet uit. In de droom maakt ze je jonger. Ze is zoveel zichzelf en hier. Hoe de tijd beweegt, weet je even niet, in de droom.
Ze zit aan de tafel, daar waar de mensen binnenkomen. Je zou willen zeggen dat je trots bent, maar je zou niet weten waar dat gevoel vandaan zou kunnen komen, als ze het zou vragen. Je ziet haar bewegen door de ruimte, en er is iets dat je nog beter begrijpt dan daarvoor. Hoe oud zou ze nu zijn, of denken te zijn, zou je willen vragen. Maar je doet het niet. Wat je altijd bent, en wat je nooit geweest bent, tegelijk, het is te zien. Het is veel, en het is goed zo.
Je ziet haar staan. Ze vraagt zich soms nog een beetje af hoe recht ze zal lopen, zou je kunnen denken. Ze is naar de lucht gegroeid, zo moet het gebeurd zijn. Misschien trekt de zon soms harder of anders dan de aarde in je lijf zou willen. Het maakt niet uit. En hoe ze ineens weer dat kleine meisje is, in een onbewaakt moment. Alleen in jouw hoofd, want vooral niet in het hare.
Ze heeft de kunst van het vakkundig vanonder haar oogkassen kijken nog niet verleerd. Haar krullende haar is nog langer geworden. Dag mevrouw. Moet je niet iets zeggen, zegt haar moeder, moet je niet zeggen: dag meneer de mosselman. Een ontwapende glimlach, die ooit nog de hele wereld plat zal krijgen (wat ze waarschijnlijk zelf ook wel weet, maar dat zullen we niet verder vertellen). Dag mevrouw dus, je hebt zo’n koude handen? De handen van meneer de mosselman zijn meestal wel warm, gelukkig maar. En ze begint een heel verhaal te vertellen over haar tenen die koud zijn. Waarschijnlijk zijn die op bijzondere wijze met haar handen verbonden, dat zou best kunnen.
De dochters lopen over de straat. Hun lijven zoeken de zon. De huid wordt vol verwachting tentoongespreid. Ze lopen anders dan de vrouwen op dezelfde plaats op hetzelfde moment. De zwaartekracht is anders. Al zul je nooit weten waar de een in de ander overgaat.
Gericht dwalen op het kerkhof. Daar ligt de vader. Daar ligt zijn vader. Daar ligt zijn moeder. Ze trekken me even de aarde in. Hier is het. Het kan zijn dat je over een weg loopt en ineens merkt dat er niemand meer naast je loopt, dat er geen land meer is naast de weg. Het kan zijn dat ze zeggen dat je naar hier moet komen. Het kan zijn dat ze helemaal niets zeggen, dat ze gewoon hier gestrand zijn. Zijn moeder is ooit ook een dochter geweest, is eigenlijk altijd een dochter gebleven. Waarom duurt het zo lang eer je dat beseft? Je zou haar kunnen zien lopen als een klein meisje aan je hand. Ze zou je aankijken met nog onwetende ogen. Zou het in jouw draagband niet veel warmer zijn dan daar in de koude grond?
Hoe je mensen ineens anders kunt zien. Lezen over de oude zanger, die al zo lang zo aanwezig is in je leven. Je bent een beetje in zijn muziek gaan wonen. Binnen enkele dagen zul je hem weer zien zingen, de onrust neemt al toe. En je leest over zijn kinderen, dochters en zonen, en over hun kinderen, en ineens is hij een opa. Wat hij al erg lang is natuurlijk, maar nooit kwam dat beeld bij je op. Ineens zal er nu een opa op dat grote podium staan. Waarom is dat zo anders dan een vader?
Ze duikt op in een droom. Ze komt naast je zitten en begint te vertellen. Alsof het gewoon is zo. Het is een plek op het grote plein. En ze vertelt maar. En je vraagt je af, in die droom zo blijkt later, of dat toch niet bijzonder is, eigenlijk. Maar het maakt niet uit. In de droom maakt ze je jonger. Ze is zoveel zichzelf en hier. Hoe de tijd beweegt, weet je even niet, in de droom.
Ze zit aan de tafel, daar waar de mensen binnenkomen. Je zou willen zeggen dat je trots bent, maar je zou niet weten waar dat gevoel vandaan zou kunnen komen, als ze het zou vragen. Je ziet haar bewegen door de ruimte, en er is iets dat je nog beter begrijpt dan daarvoor. Hoe oud zou ze nu zijn, of denken te zijn, zou je willen vragen. Maar je doet het niet. Wat je altijd bent, en wat je nooit geweest bent, tegelijk, het is te zien. Het is veel, en het is goed zo.
Je ziet haar staan. Ze vraagt zich soms nog een beetje af hoe recht ze zal lopen, zou je kunnen denken. Ze is naar de lucht gegroeid, zo moet het gebeurd zijn. Misschien trekt de zon soms harder of anders dan de aarde in je lijf zou willen. Het maakt niet uit. En hoe ze ineens weer dat kleine meisje is, in een onbewaakt moment. Alleen in jouw hoofd, want vooral niet in het hare.
Ze heeft de kunst van het vakkundig vanonder haar oogkassen kijken nog niet verleerd. Haar krullende haar is nog langer geworden. Dag mevrouw. Moet je niet iets zeggen, zegt haar moeder, moet je niet zeggen: dag meneer de mosselman. Een ontwapende glimlach, die ooit nog de hele wereld plat zal krijgen (wat ze waarschijnlijk zelf ook wel weet, maar dat zullen we niet verder vertellen). Dag mevrouw dus, je hebt zo’n koude handen? De handen van meneer de mosselman zijn meestal wel warm, gelukkig maar. En ze begint een heel verhaal te vertellen over haar tenen die koud zijn. Waarschijnlijk zijn die op bijzondere wijze met haar handen verbonden, dat zou best kunnen.
De dochters lopen over de straat. Hun lijven zoeken de zon. De huid wordt vol verwachting tentoongespreid. Ze lopen anders dan de vrouwen op dezelfde plaats op hetzelfde moment. De zwaartekracht is anders. Al zul je nooit weten waar de een in de ander overgaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten