Hoe het zal zijn. Vooraf weet je het niet. Je weet het natuurlijk een beetje wel. Het stuk zit in je lichaam. Rustig opgeslagen. Zodra de muziek zal komen, wordt iets gevonden, iets bereikt. Je wordt deel van de zee. Het was er altijd al, maar de verbinding moet weer worden gemaakt. Dat dat zou kunnen gebeuren weet je. Maar of het zo zal zijn, dat niet.
Het is koud in de kerk. Heel koud. En slechter zittende stoelen waren waarschijnlijk in deze kosmos niet te vinden. Straks zal het beginnen. De partituur ligt klaar op de knieën. Alles kan gevolgd worden.
Reeds tranen van bij de eerste noten. Meegezogen worden naar daar waar ik moest zijn. Straks zal het erbarmen komen. Het is een woord dat nu al in de lucht hangt. En alles waar het voor staat.
Misschien is het de thuiskomst, misschien is het een oeroud verdriet. Zodra het openingskoor voorbij is, is er geen ontkomen meer aan. De dingen zullen zich voltrekken. Als een noodlot.
Ergens is er een landvlakte in dit lichaam die nu betreden wordt. Je kunt alleen luisteren door die plek open te maken.
Heel even tussendoor. Een beeld van een grootvader en zijn kleinzoon. Als de jongen een koude neus had, maakte de grootvader van zijn vingers een klein kommetje, dat netjes over die neus paste. Zijn zoon zit hier naast me.
Langzaam verdwijnen de beelden. Er is alleen dit verhaal, dat met deze muziek naar een onvermijdelijke climax zal leiden. Als in een film worden alle retorische middelen ingezet om lichamen te doen trillen.
Hier roerloos blijven zitten, en vallen, dat is wat ik wil. Teder en verwarrend overrompeld worden, dat is wat ik wil.
De mooie alt is er weer bij. Er is een ruimte rondom haar wanneer ze zingt. Het is dit stuk natuurlijk, dat een eigen podium maakt. Je kunt het zien. En als zij daar staat, dan wil ik even, onzichtbaar, in die ruimte staan. Om haar de muziek te horen ademen.
Soms vult de hobo de ruimte. Soms zijn het twee violen die tegen elkaar opklimmen. Als een korte windstilte. De stilte is enkel te begrijpen door de wind.
Wat is dit toch een gruwelijk verhaal. Het is al eeuwen doorverteld. Er is eindeloos veel aangericht, in naam van dit verhaal. Als je dat alles wegdenkt, en alleen het verhaal overhoudt, en hoe het verteld wordt, dan kun je niet anders dan een gelovige zijn, zo lang deze muziek duurt. Je kunt niet anders dan de god geloven die deze muziek is. Misschien was deze muziek bedoeld om een geloof te versterken. Voor wie het geluk heeft in dat geloof te kunnen wonen, zal het misschien nog steeds zo werken. Misschien kan ik begrijpen hoe dat moet zijn. Voor mij rest enkel de hartverscheurende tragiek in het verhaal van een man aan een kruis. Hij zal zijn eenzaamheid uitschreeuwen. Hij zal nog een laatste keer roepen voor hij de geest geeft. Er zijn vrouwen die hem bewenen, er is een man die hem zou willen begraven. En op de achtergrond is er een opgehitste angstige massa, en een apparaat. Ze willen een offer. De grotere symboolwaarde van dat offer is niet voor mij, maar blijkbaar wel voor de mens die deze muziek maakte. Ik gun het hem. Het verhaal is niet minder aangrijpend.
Misschien is het inderdaad verdriet. Het maakt niet zo uit, maar oeroud is het wel. Het neemt me over. En maakt me warm, ondanks de koude. Een lichaam klaar voor troost, dat moet het zijn.
Het valt me ineens op. Zo vaak is het terug te vinden in oude bluesnummers: have mercy. En nu wordt het hier voor mij uitgespreid in alle naaktheid. Erbarme dich. De muziek is de enige troost in dit kille, van god verlaten landschap, waar mensen wezenloos rond lijken te dolen. Waar de dood loodzwaar over de dingen hangt. Waar je alleen in die muziek zou willen wonen, om daar te versmelten met alles wat warm en liefde is. Als dat zou kunnen.
Naarmate het einde zich stap voor stap aankondigt, lijkt de barst die doorheen je ziel gaat groter te worden. En neemt het verlangen toe. Het verlangen naar de muziek, die je zou kunnen redden.
Het is een melodie die telkens terugkomt, als een ritueel. O hoofd vol bloed en wonden. Schrijnender dan wanneer het ook met die woorden weerklinkt kan bijna niet. Het ingehouden, bijna machteloze verdriet om een hele wereld die stuk is, is hier. Als het daarna nog een keer komt, is het bijna gelaten. Als ik moet sterven, laat me dan niet alleen.
En in dit troosteloze universum is er dan een wonderlijk moment van mededogen. Maak mijn hart zuiver, ik wil hem zelf begraven, en in mij zal hij zijn rust vinden. De tranen lopen over mijn wangen. Iets in je zou willen dat deze aria eeuwig zou kunnen duren, iets zou willen dat je zelf die aria zou kunnen zijn. De melodie doet je dieper ademen, je zuigt de lucht in volle teugen naar binnen, hopend dat die je schouder en je rug zal verlichten. Heel even is er hoop.
Je maakt je klaar voor de catharsis. De zangers komen een voor een nog een laatste keer aan bod om aan te kondigen wat zal komen. En dan is er dat ene moment, net voor het zal beginnen. Er is een hunkering in je lichaam. Je weet wat er zal komen. Wir setzen uns met Tränen nieder. Het is tijd voor een buiging, vol deemoed. Een verpletterende bevrijding die je vol en leeg achterlaat. Uit elkaar gehaald en uitgespreid. Het helen zal pas later komen. Als het ooit komt.
2 opmerkingen:
wat beschrijf je dat toch weer mooi hier... als ik mijn ogen sluit, kan ik de muziek zo horen... 'erbarme dich', ik zing het stilletjes mee (niet te luid, want ik zing vals ;-))
bedankt voor je mooie en oh zo ware reactie!
Via Tricky's blog hier aan komen kloppen...
Dank je wel voor de mooie muziek! Dank je wel voor het verdriet!
Dank je wel voor het erbarmen!
Dank je wel voor het mogen meegenieten!
Een reactie posten