In een recensie lees ik: “Migranten hebben de neiging om zichzelf te beschrijven aan de hand van plekken die ze achterlieten. (…) Ik geloof echt dat een plek onder je huid kan kruipen. Daar is tijd voor nodig. Wil je over een stad schrijven, dan schrijf je eigenlijk over tijd. Daarom moet je er lang gewoond hebben voor je er iets zinnigs over kunt vertellen.” En verder: “Vroeger vond ik het lastig als schrijver dat ik overal en nergens vandaan kwam, dat ik geen echte thuishaven had. Nu zie ik het als een voordeel. Ik heb op zoveel plekken gewoond dat ik me niet moet houden aan één stad, waarover ik keer op keer moet schrijven.”
Die zinnen brengen me erg in de war. Misschien is het een vorm van jaloezie, of gewoon besef van iets wat je niet kunt. Er zijn mensen die het kunnen, steeds onderweg zijn, steeds niet willen blijven staan. Ze zijn thuis daar waar ze hun hoofd neerleggen. En lang blijven ze nooit liggen. Ze zijn misschien vooral thuis in de beweging. Je zou het kunnen beschouwen als een vorm van onthechting. Of verwarring, als het door mijn hoofd beweegt.
Mensen die zich reiziger voelen, en wel ergens kunnen blijven, maar niet al te lang, zoeken misschien iets van de buitenstaander. En de vrijheid die daarbij hoort. Buitenstaander zijn en daarnaast een min of meer vaste plek hebben, dat kan ook. Buitenstaander zijn, en ook geen vaste plek hoeven te hebben, daar is waarschijnlijk een soort moed voor nodig die buiten het bereik van mijn handen is.
Er zijn mensen die snel ergens thuis zijn. Het is een gave, en een groot geluk. De schrik om de verkeerde weg te nemen als ze de nacht ingaan, zal hun vreemd zijn waarschijnlijk. De angst dat hun huis gewoon verdwenen zou zijn in de tussentijd zal onbekend zijn. Misschien kunnen zij het wel, ergens lang genoeg blijven om er iets van te begrijpen, en vertrekken voor ze zich door een plek kunnen laten vastzuigen. Vertrekken zal dan niet tot vervreemding leiden, ergens aankomen op een nieuwe plek zal spannend zijn.
Je kunt ergens al heel lang wonen, elke vierkante centimeter in de loop der jaren naar je hand gezet hebben, en toch soms ineens wakker worden ’s nachts, en niet weten waar je bent. Het gaat altijd wel weer over, maar je bent er niet echt op voorbereid. Misschien is het een normaal ritme, en is het met mensen niet anders dan met plekken. Ook bij hen kan een zelfde vervreemding je ineens overvallen.
Huizen zijn rare wezens. Het ene moment voelen ze als een vanzelfsprekend warme hoes, waarin je je kunt nestelen. Ze zijn een deel van jouw geheugen, en omgekeerd. Ze hebben plaats ingenomen in de verhalen in je lichaam, en zijn bijna een deel van je lichaam. Ze verwelkomen je, en zeggen je dat je veilig zult zijn. Het andere moment lijken ze te zwijgen, en zijn ze anoniem, verwisselbaar.
Misschien ben ik het trage thuistype. Er is veel tijd nodig eer de landkaart in mijn hoofd ingesteld is op die plek als referentiepunt. Als plek die anders is dan alle andere. Als plek waar je naartoe kunt gaan en waar de dingen stoppen. Als plek die op me wacht.
In mijn genetische code ontbreekt waarschijnlijk een schakel die van mij een echte reiziger zou maken. Steeds onderweg zijn zonder te bewegen, dat is nog wel te vatten. In het hoofd veel bewegen, maar met het lichaam op dezelfde plek blijven, is gemakkelijker. Onderweg zijn voelt goed, en laat nog meer ruimte toe, maar steeds terug kunnen keren lijkt wel verondersteld.
Misschien is het gewoon een vorm van angst of pleinvrees. Misschien is alles aanwezig om het anders te doen, maar wordt het gewoon niet gebruikt. Misschien huist de reiziger ergens, rustig afwachtend. Of misschien is hij er gewoonweg niet. Vanwaar dan dat verlangen om steeds de hele wereld in het hoofd te hebben? Vanwaar de nood aan werelden van woorden en talen? Vanwaar de rusteloosheid?
De grens tussen bewegen en blijven is niet zomaar te begrijpen. Misschien wel niet te kennen. Misschien is die onkenbaarheid aanvaarden ook een vorm van reizen? Een vorm die wel binnen mijn handen ligt.
Die zinnen brengen me erg in de war. Misschien is het een vorm van jaloezie, of gewoon besef van iets wat je niet kunt. Er zijn mensen die het kunnen, steeds onderweg zijn, steeds niet willen blijven staan. Ze zijn thuis daar waar ze hun hoofd neerleggen. En lang blijven ze nooit liggen. Ze zijn misschien vooral thuis in de beweging. Je zou het kunnen beschouwen als een vorm van onthechting. Of verwarring, als het door mijn hoofd beweegt.
Mensen die zich reiziger voelen, en wel ergens kunnen blijven, maar niet al te lang, zoeken misschien iets van de buitenstaander. En de vrijheid die daarbij hoort. Buitenstaander zijn en daarnaast een min of meer vaste plek hebben, dat kan ook. Buitenstaander zijn, en ook geen vaste plek hoeven te hebben, daar is waarschijnlijk een soort moed voor nodig die buiten het bereik van mijn handen is.
Er zijn mensen die snel ergens thuis zijn. Het is een gave, en een groot geluk. De schrik om de verkeerde weg te nemen als ze de nacht ingaan, zal hun vreemd zijn waarschijnlijk. De angst dat hun huis gewoon verdwenen zou zijn in de tussentijd zal onbekend zijn. Misschien kunnen zij het wel, ergens lang genoeg blijven om er iets van te begrijpen, en vertrekken voor ze zich door een plek kunnen laten vastzuigen. Vertrekken zal dan niet tot vervreemding leiden, ergens aankomen op een nieuwe plek zal spannend zijn.
Je kunt ergens al heel lang wonen, elke vierkante centimeter in de loop der jaren naar je hand gezet hebben, en toch soms ineens wakker worden ’s nachts, en niet weten waar je bent. Het gaat altijd wel weer over, maar je bent er niet echt op voorbereid. Misschien is het een normaal ritme, en is het met mensen niet anders dan met plekken. Ook bij hen kan een zelfde vervreemding je ineens overvallen.
Huizen zijn rare wezens. Het ene moment voelen ze als een vanzelfsprekend warme hoes, waarin je je kunt nestelen. Ze zijn een deel van jouw geheugen, en omgekeerd. Ze hebben plaats ingenomen in de verhalen in je lichaam, en zijn bijna een deel van je lichaam. Ze verwelkomen je, en zeggen je dat je veilig zult zijn. Het andere moment lijken ze te zwijgen, en zijn ze anoniem, verwisselbaar.
Misschien ben ik het trage thuistype. Er is veel tijd nodig eer de landkaart in mijn hoofd ingesteld is op die plek als referentiepunt. Als plek die anders is dan alle andere. Als plek waar je naartoe kunt gaan en waar de dingen stoppen. Als plek die op me wacht.
In mijn genetische code ontbreekt waarschijnlijk een schakel die van mij een echte reiziger zou maken. Steeds onderweg zijn zonder te bewegen, dat is nog wel te vatten. In het hoofd veel bewegen, maar met het lichaam op dezelfde plek blijven, is gemakkelijker. Onderweg zijn voelt goed, en laat nog meer ruimte toe, maar steeds terug kunnen keren lijkt wel verondersteld.
Misschien is het gewoon een vorm van angst of pleinvrees. Misschien is alles aanwezig om het anders te doen, maar wordt het gewoon niet gebruikt. Misschien huist de reiziger ergens, rustig afwachtend. Of misschien is hij er gewoonweg niet. Vanwaar dan dat verlangen om steeds de hele wereld in het hoofd te hebben? Vanwaar de nood aan werelden van woorden en talen? Vanwaar de rusteloosheid?
De grens tussen bewegen en blijven is niet zomaar te begrijpen. Misschien wel niet te kennen. Misschien is die onkenbaarheid aanvaarden ook een vorm van reizen? Een vorm die wel binnen mijn handen ligt.
1 opmerking:
'Reizen is een lastige manier om thuis te komen'.
Godfried Bomans.
Een reactie posten